Werkbank Academische vaardigheden


Beruchte redeneerfouten

Hieronder volgt een overzicht van tien beruchte redeneerfouten. Soms zijn ze te beschouwen als verkeerde toepassingen van op zichzelf genomen valide redeneerschema's. De lijst is absoluut niet uitputtend, dus blijf alert. Er zijn nog vele andere redeneerfouten mogelijk.

1. Onterechte causale verbanden (Post hoc ergo propter hoc - 'daarna, dus daardoor')

Een specifieke redeneerfout die kan optreden is, dat een schrijver ten onrechte uitgaat van causale verbanden daar waar er alleen maar een opeenvolging in de tijd bestaat. Hij stelt dus dat X veroorzaakt wordt door Y omdat X optreedt na Y, oftewel met een bekend voorbeeld: dat de zon opkomt omdat de haan kraait. Deze redeneerfout staat bekend als 'post hoc ergo propter hoc' (daarna, dus daardoor). Er wordt dan dus eigenlijk foutief gebruik gemaakt van het redeneerschema: redeneren op basis van causaliteit.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Vanaf de jaren 80 volgen steeds meer jongeren middelbaar en hoger onderwijs. Toch is er meer jeugdcriminaliteit dan ooit. Hieruit blijkt dat onderwijs een slechte invloed heeft op jonge mensen.
(vrij naar S. M. Engel (1994), With good reason: an introduction to informal fallacies (5th. ed.). New York: St. Martin's Press p.165)

2. Voldoende voorwaarde wordt onterecht gezien als noodzakelijke voorwaarde

Soms kan een auteur een voldoende voorwaarde presenteren als een noodzakelijke voorwaarde. Ook hier wordt dan dus eigenlijk foutief gebruik gemaakt van het redeneerschema: redeneren op basis van causaliteit, omdat er in feite andere oorzaken mogelijk zijn voor een bepaald gevolg.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

'Als je bedorven vis eet wordt je misselijk. Annie is misselijk. Dus: Annie heeft bedorven vis gegeten.' Deze redenering is ongeldig omdat ze over het hoofd ziet dat er ook andere oorzaken kunnen zijn voor misselijkheid in het algemeen, en Annies misselijkheid in het bijzonder.
(uit: F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en A.F. Snoeck Henkemans (1995), Argumentatie. Inleiding in het analyseren, beoordelen en presenteren van betogen. Groningen: Wolters-Noordhoff, p122 )

3. Overhaaste generalisatie (secundum quid)

Deze redeneerfout ontstaat als een algemene regel wordt afgeleid uit te weinig waarnemingen. Er wordt dan dus eigenlijk foutief gebruik gemaakt van het redeneerschema: redeneren op basis van inductie.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Bij een enquete vult één van de respondenten de vragenlijst slordig in. Deze respondent is een bejaard persoon. De onderzoeker concludeert dat bejaarden niet meer in staat zijn om enquetes in te vullen en dus niet bij verder onderzoek betrokken moeten worden.

4. Cirkelredenering ('petitio principii' of 'begging the question')

Deze redeneerfout ontstaat als de schrijver datgene wat hij wil bewijzen (de bewering) zelf als bewijs (rechtvaardiging) gebruikt.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Discriminatie is strafbaar, want het is tegen de wet.
(uit: F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en A.F. Snoeck Henkemans (1995), Argumentatie. Inleiding in het analyseren, beoordelen en presenteren van betogen. Groningen: Wolters-Noordhoff, p118)

5. Het verschuiven van de bewijslast

Een schrijver maakt een redeneerfout als hij/zij een redenering presenteert zonder valide rechtvaardiging, en dan vervolgens stelt dat iemand anders maar eens moet bewijzen dat het niet zo is. Wie een bewering doet heeft de plicht daar rechtvaardiging voor aan te dragen; deze rechtvaardigingsplicht mag niet afgeschoven worden naar een ander, bijvoorbeeld degene van wie een standpunt juist in twijfel is getrokken.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Enige jaren geleden meende de literatuurwetenschapper Teun van Dijk de schrijver Gerrit Komrij te kunnen ontmaskeren als de man die onder het pseudoniem 'Mohammed Rasoel' enige racistisch getinte geschriften had gepubliceerd. Nadat de rechtvaardiging voor deze bewering niet valide was gebleken, nam Van Dijk zijn toevlucht tot de redeneerfout van het verschuiven van de bewijslast: "Gerrit Komrij had nog altijd niet aangetoond dat hij Mohammed Rasoel niet was" .

6. De stroman

Deze redeneerfout ontstaat wanneer een auteur de redenering of bewering waartegen hij of zij argumenteert, vertekent of verdraait om zo de aanval op deze redenering of bewering makkelijker te maken. Meestal bestaat het verdraaien of vertekenen van een standpunt er uit dat dit standpunt uit zijn context wordt gehaald, sterk versimpeld wordt of juist sterk overdreven wordt weergegeven.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Een auteur schrijft een tekst waarin hij kritische aantekeningen maakt over de evolutietheorie. Hij brengt hetvolgende argument tegen de evolutietheorie naar voren: "Volgens de evolutietheorie is de aap geëvolueerd tot mens. Maar waarom zijn er dan nog steeds apen, zijn dat soms de trage modellen?" Hiermee argumenteert hij tegen een sterk gesimplificeerde weergave van de evolutietheorie: "de mens stamt van de aap af". De evolutietheorie stelt in werkelijkheid dat apen en mensen een gemeenschappelijke voorouder hebben.

7. Het toekennen van verzwegen redeneringen

Deze redeneerfout ontstaat als de ene auteur in een tekst van een andere auteur op ongefundeerde wijze beweringen 'ontdekt' of veronderstelt die in feite niet in de tekst staan - om daar dan vervolgens bezwaren tegen aan te tekenen..

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Schrijver X betoogt in een publicatie dat er nogal wat nadelen verbonden zijn aan het gebruik van kernenergie. Schrijver Y, die juist veel voordelen ziet in kernenergie, stelt 'dat X er kennelijk vanuit gaat dat we kernenergie maar moeten afschaffen en maar terug moeten naar de Middeleeuwen' en bekritiseert dat veronderstelde standpunt.

8 Populistische redenatie

Iets is niet zonder meer waar omdat iedereen het vindt. Als een schrijver een bepaalde bewering rechtvaardigt met de mededeling dat hierover algemene consensus is in het vakgebied, moet je nog steeds een kritische houding aannemen bij het beoordelen van die redenering.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

De correcte spelling is 'stropop' en niet 'stro-pop', want 'stropop' levert de meeste treffers op Google.

9. Op de man (Argumentum ad hominem)

Een redenering die erop gericht is om een andere redenering te weerleggen, c.q. 'aan te vallen' moet altijd gericht zijn op deze redenering of bewering zelf. Een dergelijke redenering mag nooit gericht zijn op de persoon die de aan te vallen bewering of redenering naar voren heeft gebracht.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Opmerken dat iemand in wetenschappelijke discussie A ook al fout zat (en ook in het algemeen gesproken geen briljante kunsthistoricus is), is geen valide rechtvaardiging voor de bewering dat deze persoon in discussie B een onjuiste redenering volgt.

10 Argumentum ad verecundiam

Deze redeneerfout ontstaat als de aangevoerde deskundigheid (autoriteit) niet relevant is voor de kwestie waarop de argumentatie betrekking heeft. In feite wordt hier dus het redeneerschema: redeneren op basis van autoriteit verkeerd toegepast.

       Voorbeeld

Voorbeeld:

Onder Nederlandse historici is er een levendige discussie over de vraag of Nederlanders tijdens de bezettingsjaren hetzij 'goed' hetzij 'fout' waren, of dat er een meer genuanceerde kijk mogelijk is. Volgens die meer genuanceerde visie leefden de meeste Nederlanders een beetje in een grijs gebied, waarin niet de morele keuzes voorop stonden, maar het toeval en de samenloop van de omstandigheden. Men probeerde zo goed en kwaad als het ging zonder al te veel kleerscheuren de oorlog door te komen. Schrijver X betoogt dat de 'grijze' visie het meest met de historische feiten overeenstemt, en gebruikt daarvoor ondermeer het argument dat ook de hooggeleerde wetenschapper Y dit standpunt huldigt. Omdat professor Y sterrenkundige is, is er echter geen reden om aan te nemen dat hij in deze kwestie bijzonder deskundig is.