NLS Online

Startpagina > Correctheid > Naamwoorden en voornaamwoorden > Betrekkelijk voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

Voornaamwoorden (pronomina) worden gebruikt om te verwijzen naar zelfstandig naamwoorden (nomina) of naar hoofd- of bijzinnen (zie Naamwoorden en voornaamwoorden: inleiding). Een speciaal type voornaamwoord is het betrekkelijk voornaamwoord (relativum; ‘die’, ‘dat’, ‘wat’). Het betrekkelijk voornaamwoord leidt een betrekkelijke (relatieve) bijzin in en verwijst hierbij terug naar een naamwoord in de hoofdzin of naar een hele hoofdzin. Als een verkeerd betrekkelijk voornaamwoord gekozen is of als betrekkelijk een voornaamwoord ontbreekt, is niet goed duidelijk waar naar verwezen wordt. Ook wordt een verkeerd keuze vaak gezien als slordig.

Foutief betrekkelijk voornaamwoord: ‘die’, ‘dat’, ‘wat’

Het gaat om een onderzoek die wordt gedaan door onderzoekers uit Brazilië.

Volgende figuur toont de hoeveelheid tijd dat elke leeftijdsgroep stopt in verschillende soorten activiteiten die betrekking hebben op de media.

Bij onderzoekende verwondering gaat het om verwondering over iets dat je nog niet weet.

Dit is een interessant vraagstuk wat buiten het bereik van dit artikel valt.

Lees verder

Als een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord moet het met dat naamwoord overeenkomen in getal en geslacht. Anders gezegd wordt er een ander betrekkelijk voornaamwoord gebruikt wanneer het zelfstandig naamwoord enkelvoud of meervoud is, en wanneer het zelfstandig naamwoord zijdig (‘de’-woord) of onzijdig (‘het’-woord) is. In voorbeeldzin (1) en (2) gaat dit fout wat betreft geslacht. In (1) wordt met een zijdig betrekkelijk voornaamwoord (‘die’) verwezen naar een onzijdig zelfstandig naamwoord (‘onderzoek’). Het omgekeerde is het geval in (2), waar met een onzijdig betrekkelijk voornaamwoord (‘dat’) verwezen wordt naar een zijdig zelfstandig naamwoord (‘hoeveelheid’). De juiste vormen staan in (1a) en (2a).

Het gaat om een onderzoek dat wordt gedaan door onderzoekers uit Brazilië.

Volgende figuur toont de hoeveelheid tijd die elke leeftijdsgroep stopt in verschillende soorten activiteiten die betrekking hebben op de media.

In voorbeeldzin (3) wordt met ‘dat’ verwezen naar ‘iets’. ‘dat’ wordt alleen gebruikt om naar ‘iets’ te verwijzen als met ‘iets’ iets specifieks bedoeld wordt, bijvoorbeeld ‘Ik zoek iets dat ik kwijt ben’ als je met ‘iets’ je boek bedoelt. In (3) gaat het niet om iets specifieks, dus heeft ‘iets wat’ de voorkeur, zoals in (3a). Bovendien is het in formele teksten raadzaam om te kiezen voor de algemeen geaccepteerde vorm, in dit geval ‘iets wat’.

Bij onderzoekende verwondering gaat het om verwondering over iets wat je nog niet weet.

In voorbeeldzin (4) wordt ‘wat’ gebruikt om naar een zelfstandig naamwoord te verwijzen. Bij naamwoorden kun je alleen de betrekkelijk voornaamwoorden ‘die’ en ‘dat’ gebruiken, in dit geval dus ‘dat’, omdat ‘vraagstuk’ onzijdig is:

Dit is een interessant vraagstuk dat buiten het bereik van dit artikel valt.

NB: Hoewel ‘wat’ in spreektaal en informele teksten wel gebruikt wordt om naar naamwoorden te verwijzen, past dit niet bij het formele taalgebruik van wetenschappelijke teksten.

Foutief betrekkelijk voornaamwoord: samentrekking met voorzetsel

Het onderzoek was gedaan door Borelli & West (2012), die wilden weten of de manier op die verslaafde moeders over hun kinderen en over de opvoeding van hun kinderen praten iets zegt over de kwaliteit van hun opvoeding.

Voorafgaand aan de enquête werden de ondervraagden nog gevraagd de voor- en achternaam van de persoon waardoor ze benaderd werden om het onderzoek af te leggen te noteren.

Gezondheidszorg is een teamsport waar potentiële gevaren constant op de loer liggen.

Lees verder

Wanneer een betrekkelijk voornaamwoord samen voorkomt met een voorzetsel, moeten deze woorden worden samengetrokken. Daarbij wordt het betrekkelijk voornaamwoord ‘waar’ gebruikt. In voorbeeldzin (5) is dit niet gebeurd: ‘op die’ had moeten worden samengetrokken tot ‘waarop’:

Het onderzoek was gedaan door Borelli & West (2012), die wilden weten of de manier waarop verslaafde moeders over hun kinderen en over de opvoeding van hun kinderen praten iets zegt over de kwaliteit van hun opvoeding.

In voorbeeldzin (6) is het betrekkelijk voornaamwoord wel samengetrokken met het voorzetsel. Toch is dat hier incorrect, omdat er een uitzondering is op de samentrekkingsregel wanneer verwezen wordt naar personen. Dan vindt er geen samentrekking plaats en wordt dus geen ‘waar’ gebruikt:

Voorafgaand aan de enquête werden de ondervraagden nog gevraagd de voor- en achternaam van de persoon door wie ze benaderd werden om het onderzoek af te leggen te noteren.

In voorbeeldzin (7) lijkt het erop dat de samentrekking niet goed gelukt is, omdat er geen voorzetsel staat. In sommige gevallen kan ‘waar’ gebruikt worden om een nadere bepaling bij een naamwoord in te leiden, zoals in ‘de plaats waar ik geboren ben’. Maar dit kan alleen bij plaatsen, waarvan in (7) geen sprake is. De plaats had hier aangegeven moeten worden met het voorzetsel ‘bij’, zoals in (7a).

Gezondheidszorg is een teamsport waarbij potentiële gevaren constant op de loer liggen.

Overige onderwerpen in deze rubriek: Inleiding   Bezitsrelatie   Er/het   Lidwoord   Voornaamwoord   Woordgeslacht