NLS Online

Startpagina > Correctheid > Interpunctie > Inleiding

Interpunctie

Leestekens (interpunctietekens) kun je zien als een aparte vorm van structuuraanduiding: je gebruikt leestekens om de structuur van de zin expliciet te maken, en daarmee nodig je de lezer uit om de informatie in de zin ook op een bepaalde manier met elkaar in verband te brengen. Vaak kun je de informatie op verschillende manieren structureren, en daarbij passen dan ook verschillende leestekens. Het is dus belangrijk om zorgvuldig met de interpunctie van je teksten om te gaan. Onhandige interpunctie maakt je tekst onduidelijk, en soms veroorzaak je met een verkeerd leesteken zelfs een betekenis die je helemaal niet zo bedoelt.

De meest gebruikte leestekens in het Nederlands zijn de punt, de puntkomma, de dubbele punt, de komma, gedachtestreepjes en haakjes. Bijzonder is nog de functie van aanhalingstekens. Zij geven aan dat een bepaald stukje tekst een speciale status heeft, bijvoorbeeld als citaat. Er zijn heel veel detailregels en –regeltjes rondom het gebruik van deze leestekens, die lang niet altijd even logisch overkomen. Je gaat ze beter begrijpen als je een algemene regel hanteert: leestekens creëren een scheiding tussen onderdelen van de zin en zetten daarmee stukjes informatie los van elkaar. Die scheiding is soms heel krachtig (de punt) en soms heel zwak (de komma) en dat heeft uiteraard gevolgen voor het effect ervan. Binnen deze benadering is er dus een bepaalde hiërarchie in de leestekens:

  1. de punt, het vraagteken en het uitroepteken zorgen voor een maximale scheiding tussen informatiedelen;

  2. de puntkomma, dubbele punt, gedachtestreepjes en haakjes creëren een middelgrote scheiding tussen de informatiedelen;

  3. de komma zorgt voor een minimale scheiding tussen de informatiedelen.

Maximale afscheiding tussen de delen

Lees verder

Een punt, vraagteken of uitroepteken gebruik je om een zin te beëindigen. Je geeft de lezers dan duidelijk aan dat je de informatie die je in een zin aan het overbrengen bent, als afgerond beschouwt. Dat betekent dus ook dat je die informatie afscheidt van de informatie die nog gaat volgen (in de nieuwe zin). Het effect is dat je aan de lezer duidelijk maakt dat er nu een nieuwe stap volgt in de opbouw van de informatie in de tekst: een nieuwe stap in je gedachtegang. Zie voorbeeld (1).

Oorspronkelijk is ‘friluftsliv’ een diepgewortelde filosofie in Noorwegen en Zweden. Tegenwoordig wordt de term friluftsliv in meerdere Scandinavische landen gebruikt (Gelter, 2000).

Dat ‘friluftsliv’ oorspronkelijk een diepgewortelde filosofie in Noorwegen en Zweden was en dat de term tegenwoordig in meerdere Scandinavische landen gebruikt wordt, zijn twee verschillende mededelingen.

Middelgroot niveau van afscheiding tussen de delen

Lees verder

De puntkomma plaats je tussen twee hoofdzinnen die wat inhoud betreft een sterke relatie met elkaar hebben. Je laat dan met de puntkomma aan de lezer zien dat hij/zij de informatie aan beide zijden van het interpunctieteken met elkaar moet verbinden. Samen met de informatie vóór de puntkomma vormt de informatie na de puntkomma één geheel, als één zin. De meest gebruikelijke relatie is dat het tweede deel een korte beschrijving, parafrase of uitleg geeft van het eerste deel, of juist een contrast daarmee vormt. In voorbeeld (2) geeft het tweede deel in andere woorden weer wat in het eerste deel staat:

Demografisch was de veertiende eeuw een tijd van achteruitgang in heel Europa; hongersnoden, epidemieën en oorlogshandelingen rukten miljoenen mensen voortijdig uit het leven.

Dat de veertiende eeuw een tijd van achteruitgang was, wordt nu nog weer eens nader uitgelegd met de mededeling dat miljoenen mensen het leven verloren als gevolg van diverse factoren. Samen vormen deze twee hoofdzinnen daarmee één geheel.

Een dubbele punt plaats je tussen twee hoofdzinnen die wat inhoud betreft een sterke relatie met elkaar hebben, en dus samen één geheel vormen (en dus in één zin staan). Daarmee heeft de dubbele punt een functie die lijkt op de functie van de puntkomma. Alleen geeft de dubbele punt een ander signaal over de relatie die de stukken informatie aan beide zijden van het leesteken met elkaar hebben. Hij kondigt met enige nadruk aan dat de informatie aan zijn rechterkant een uitleg of uitwerking is van de informatie aan zijn linkerkant. Zie voorbeeld (3):

Demografisch was de veertiende eeuw een tijd van achteruitgang in heel Europa: hongersnoden, epidemieën en oorlogshandelingen rukten miljoenen mensen voortijdig uit het leven.

De informatie over de achteruitgang in heel Europa krijgt hier een nadere toelichting: het kwam door de hongersnoden, epidemieën en oorlogshandelingen.

Let op: omdat de dubbele punt twee hoofdzinnen binnen een zin met elkaar verbindt, komt er na de dubbele punt geen hoofdletter. Een hoofdletter zou tenslotte aangeven dat er een nieuwe zin begint, en dat is niet zo. Maar op deze regel is één uitzondering. Als je met behulp van een dubbele punt een citaat aankondigt, dan begint het eerste woord na de dubbele punt juist wel met een hoofdletter. Dat kun je begrijpen als je bedenkt dat die tweede hoofdzin in dit geval een aparte zin is die door iemand anders is geschreven of gesproken.

Het gedachtestreepje geeft aan dat er een informatiedeel binnen de zin komt dat de lopende informatie even onderbreekt, of afbreekt. Deze scheiding met de rest van de zin heeft als effect dat dit informatiedeel extra aandacht of nadruk krijgt. Je kunt met gedachtestreepjes dus met enige nadruk een tussenzin afbakenen of een onverwachte wending realiseren.

Bij verwondering word je geconfronteerd met iets wat je nog niet weet– althans niet binnen je huidige kaders – en nog niet kunt oplossen.

Juist door de functie van enigszins nadrukkelijk onderbreken van lopende informatie zal een lezer de informatie tussen de gedachtestreepjes ook al snel als ‘betekenisvol’ gaan opvatten. Zoiets moet wel kloppen met je bedoeling.

De haakjes zijn sterk verwant aan de gedachtestreepjes. Ook haakjes onderbreken de lopende informatie binnen een zin, maar ze scheiden de lopende informatie lang niet zo nadrukkelijk af. De reden hiervoor is, dat de informatie tussen haakjes een verklaring, verduidelijking of toevoeging biedt bij onderdelen van de lopende informatie, en dus iets beter in die lopende informatie passen. Zie bijvoorbeeld (5):

Uit onderzoek is gebleken dat impliciet leren (leerhulp met beeldspraak en externe focusaanwijzingen) effectief blijkt bij zowel volwassenen als kinderen.

Minimumniveau van afscheiding tussen de delen

Lees verder

Met de komma markeer je een grens tussen minimale delen informatie binnen de zin. Met deze minimale grensmarkering kun je de structuur binnen een zin verduidelijken. Je geeft bijvoorbeeld de grens aan tussen een hoofdzin en een bijzin, zoals in voorbeeld (6):

Demografisch was de veertiende eeuw een tijd van achteruitgang in heel Europa, omdat hongersnoden en oorlogshandelingen miljoenen mensen voortijdig uit het leven rukten.

In een aantal gevallen kan deze minimale grensmarkering een betekenisverschil bewerkstelligen. De afscheiding die de komma teweegbrengt tussen verschillende delen van de zin leidt er dan toe dat je die verschillende delen afzonderlijk van elkaar interpreteert. Vergelijk voorbeeld (7) en (8):

De schrijfopdrachten die worden uitgevoerd door de onderbouwleerlingen, zullen worden overhandigd aan de leerkrachten.

De schrijfopdrachten, die worden uitgevoerd door de onderbouwleerlingen, zullen worden overhandigd aan de leerkrachten.

In (7) wordt er iets meegedeeld over ‘De schrijfopdrachten die worden uitgevoerd door de onderbouwleerlingen’. Deze informatie vormt één geheel, en dat betekent dat de leerkrachten specifieke schrijfopdrachten krijgen overhandigd: de schrijfopdrachten die worden uitgevoerd door de onderbouwleerlingen – en geen andere. In (8) bestaat er een scheiding tussen ‘de schrijfopdrachten’ en ‘die worden uitgevoerd door de onderbouwleerlingen’. ‘De schrijfopdrachten’ zijn nu een eenheid op zichzelf, waardoor de mededeling dat de leerkrachten iets overhandigd krijgen alleen betrekking heeft op ‘de schrijfopdrachten’. Maar over die schrijfopdrachten wordt nog wel extra, uitbreidende informatie gegeven: ze zijn uitgevoerd door de onderbouwleerlingen. Hierdoor interpreteert de lezer in (8) dat de leerkrachten alle voorradige schrijfopdrachten overhandigd krijgen, terwijl in (7) de mogelijkheid bestaat dat er nog een andere groep schrijfopdrachten is (van andere groepen leerlingen) die niet aan de leerkrachten overhandigd worden (maar digitaal in hun mailbox worden bezorgd, bijvoorbeeld).

Tip: raadpleeg voor alle details de taaladviezen van www.onzetaal.nl, of raadpleeg een leestekenwijzer. De meest recente is Peter van der Horst (2019), Nieuwe leestekenwijzer. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.