Register
In wetenschappelijke teksten is het belangrijk dat de informatie op een zakelijke, nauwkeurige en neutrale manier gebracht wordt. Dat heeft gevolgen voor het register dat in wetenschappelijke teksten gebruikt wordt. Met register wordt bedoeld: taalgebruik (woordkeus en zinsbouw) dat sterk aan een bepaalde situatie of aan een bepaald communicatief doel gebonden is. Gezien de doelen van wetenschappelijke teksten kunnen we zeggen dat het register in wetenschappelijke teksten behoorlijk formeel en objectief is.
De woordkeus is formeel
Academische woorden zijn vaak typische schrijftaalwoorden. Ze zijn dus vaak ook een beetje deftig. Je zult dus eerder een formeel synoniem voor een dagelijks woord tegenkomen dan in andere genres. Dus ‘doorgaans’ in plaats van ‘meestal’, of ‘echtgenote’ in plaats van ‘vrouw’. Ook bij de keuze voor werkwoorden zul je vaak een formeler werkwoord tegenkomen: niet ‘hebben’ maar ‘beschikken over’, en niet ‘informatie geven’, maar ‘informatie verschaffen’. Je zult merken dat er dan ook vaak woorden genoemd worden die oorspronkelijk uit het Frans, Latijn of Grieks komen: ‘consensus’, ‘indicator’, ‘participeren’, ‘reflecteren’, ‘nuanceren’.
Spreektaalwoorden zijn het tegengestelde van schrijftaalwoorden, dus spreektaalwoorden passen zeker niet in het formele register. In wetenschappelijke teksten gebruik je geen stopwoorden, spreekwoorden, spreektaaluitdrukkingen en informele woorden. Dus geen ‘best wel’, ‘zeg maar’ of ‘mega’, en geen ‘niks’ of ‘enkel’. Ook laat je een onderzoek niet ‘draaien om’ een bepaalde kwestie; die kwestie ‘staat centraal’. En je laat een variabele niet ‘roet in het eten gooien’; die variabele ‘verstoort het beeld’.Populair taalgebruik past ook niet in wetenschappelijke teksten. Je moet dus geen woorden of uitdrukkingen gebruiken die dicht bij straattaal komen, zoals ‘chill’ of ‘tof’. Ook moet je geen Engelse slang gebruiken (‘Dat is echt een no go’).
De toon is zakelijk en neutraal
In de toon van een wetenschappelijke tekst moet een onbevooroordeelde, zakelijke houding doorklinken. Natuurlijk is geen enkele tekst echt objectief, maar in een wetenschappelijke tekst laat je zo min mogelijk woorden toe waarin een waardeoordeel zit dat niet onderbouwd wordt. Ook gebruik je geen woorden waarin je eigen mening stiekem zit verpakt. Woorden als ‘nauwelijks’, ‘enorm’ of ‘prima’ bevatten een subjectief oordeel dat een lezer altijd moet kunnen controleren aan de hand van de feiten die je levert.
De relatie tot de lezer is zakelijk
In wetenschappelijke teksten is er geen sprake van een nadrukkelijke of expliciete ‘aanwezigheid’ van de schrijver of van de lezer in de tekst. De schrijver zal slechts onder bepaalde omstandigheden zelf in de tekst aanwezig zijn (met ‘ik’ of ‘we’). Hij of zij zal bijvoorbeeld niet schrijven ‘ik vind dat ...’, maar ‘gesteld kan worden dat’, en niet ‘volgens mij zal ...’, maar ‘het is waarschijnlijk dat ...’. In sommige vakgebieden is ‘ik’ wel gebruikelijk, bijvoorbeeld in passages waar iets verteld wordt over de opbouw van een tekst (‘in hoofdstuk 3 behandel ik de methode’).
In ieder geval zal een schrijver van een wetenschappelijke tekst nooit de lezer aanspreken (met ‘u’ of ‘je’). Dit laatste is een van de conventies waarmee het wetenschappelijk register duidelijk afwijkt van andere registers. In genres als reclameteksten of voorlichtingsfolders wordt bijvoorbeeld wel geprobeerd om een bepaalde relatie met lezers aan te gaan door hen nadrukkelijk aan te spreken (‘Hoofdpijn? U staat er niet alleen voor!’) of retorische vragen op hen af te vuren (‘Houdt u ook zo van wintersport?’). In een wetenschappelijke tekst moet de informatie zelf, door de kwaliteit ervan, de lezer aanspreken.
Bronmateriaal wordt nauwkeurig beschreven en geciteerd
Informatie uit bronnen moet in wetenschappelijke teksten heel nauwkeurig worden verwerkt. Dat wil zeggen: in de tekst moet de herkomst van de bron precies worden genoemd, en moet nauwkeurig worden aangegeven of iets een citaat is of een parafrase. Schrijvers moeten zich daarbij houden aan allerlei regels en conventies.