Citeren en parafraseren
In wetenschappelijke teksten is het belangrijk dat de informatie op een zakelijke, nauwkeurige en neutrale manier gebracht wordt. Dat heeft allerlei gevolgen voor het register dat in wetenschappelijke teksten gepast is (zie Register: inleiding). Een van de gevolgen is dat je op een heel zorgvuldige maar nog steeds leesbare manier jouw tekst moet vermengen met die van de bronnen die je geraadpleegd hebt. Dat wil zeggen: je moet de herkomst van je bron precies noemen en daarbij de conventies en regels binnen je vakgebied precies volgen; je moet zorgen dat de brontekst duidelijk herkenbaar is als tekst van iemand anders; je moet zorgen dat de brontekst tegelijkertijd op een soepele manier verweven is met je eigen tekst. Daarbij zijn er verschillende struikelblokken.
Niet volgens de conventies geciteerd
(1) Ten eerste stelt Pull dat ‘de periode waarin we opgroeien ons socialiseert.’
(2) In ‘Nieuwe media in oude handen’ (2010) praat Loos over de ouderen in onze samenleving. ‘Vergrijzing, digitalisering en individualisering zijn dominante trends in onze samenleving’ (pg. 1).
Ieder vakgebied, zelfs ieder tijdschrift, heeft eigen conventies op het gebied van citeren. Het is belangrijk om de details daarvan op te zoeken en precies te volgen. Daarnaast zijn er algemene conventies, die altijd gelden. Een heel belangrijke algemene regel is, dat je bij een citaat altijd de bron noemt en het nummer van de pagina waar het citaat te vinden is. Dat is in voorbeeld (1) verkeerd gegaan. Een andere algemene regel is, dat je een zin die je citeert nooit op zichzelf laat staan, maar altijd inbedt in een zin van jezelf. Voorbeeld (2) is dus in strijd met de conventies. Betere formuleringen zijn met andere woorden (1a) en (2a).
(1a) Ten eerste stelt Pull dat ‘de periode waarin we opgroeien ons socialiseert.’ (Pull 2013, p.8).
(2a) In ‘Nieuwe media in oude handen’ (2010) praat Loos over de ouderen in onze samenleving. ‘Vergrijzing, digitalisering en individualisering zijn dominante trends in onze samenleving’, zo stelt hij (pg.1).
Natuurlijk zijn er naast ‘zo stelt hij’ (of andere werkwoorden van ‘zeggen’) nog andere manieren om citaten in je eigen tekst in te bedden. In voorbeeld (3) zie je een veelgebruikt alternatief met ‘volgens […]’:
(3) Gebarentalen zijn, volgens Vermeer en Schermer (2004), ‘natuurlijke talen waarbij voornamelijk de handen en ogen een rol spelen’ (p. 569).
Let op dat je het onderdeeltje ‘volgens […]’ hier tussen komma’s zet. Dit deeltje onderbreekt immers de lopende zin. In een andere volgorde, zoals in (3a) zou dat niet hoeven:
(3a) Volgens Vermeer en Schermer (2004) zijn gebarentalen ‘natuurlijke talen waarbij voornamelijk de handen en ogen een rol spelen’ (p. 569).
Het gaat er, samengevat, steeds om dat je een citaat niet alleen identificeert (bronvermelding) maar ook introduceert in je eigen tekst.
Nog een algemene conventie: een citaat van drie regels of meer komt altijd ‘in het wit’ te staan, dus los van de lopende tekst. Je laat voor en na het citaat een regel wit, en laat het hele citaat inspringen. Aanhalingstekens zijn dan niet meer nodig (wel, altijd, het paginanummer).
Niet volgens de conventies geparafraseerd
(4) In de literatuur komt steeds naar voren dat feedback een essentieel onderdeel is van onderwijs en training.
(5) Deze discussie heeft belangrijke implicaties voor onderwijs. Als intuïtieve limitaties van kinderen de verwerving van wetenschappelijke concepten verhinderen, dan is het belangrijk om kinderen te helpen bij het herstructureren van hun kennis in plaats van eenvoudigweg informatie aan te reiken voor het aanpassen van hun kennis (Diakidoy & Kendeou, 2001). De instructie moet gericht zijn op het uitdagen van de sterke intuïties (Vosniadou & Ioannides, 1998). Aan de andere kant, als er geen intuïties zijn, kan de verwerving van wetenschappelijke kennis relatief vroeg en zonder weerstand plaatsvinden.
Ook bij parafrases mag bronvermelding nooit ontbreken. Zorgvuldig moet je steeds bij de introductie van het geparafraseerde bronmateriaal aangeven van wie het materiaal afkomstig is en waarin en op welke plaats je het materiaal hebt gevonden. Omdat parafrases (veel) meer dan één pagina uit het oorspronkelijk materiaal kunnen samenvatten, zul je als vindplaats regelmatig eenheden van pagina’s vermelden, of hele hoofdstukken. Als je grote delen van een boek samenvat, of samenvattende uitspraken over het hele boek doet, volstaat het gehele boek als bronvermelding. Als je een pagina of minder van een bron parafraseert, is het wel de bedoeling dat je het paginanummer geeft. In voorbeeld (4) is ten onrechte geen enkele bron vernoemd; ‘in de literatuur’ is veel te algemeen en voor de lezers niet na te zoeken of te controleren. Een betere formulering is dus (4a). Omdat hier de inhoud van hele boeken tot de kern wordt geparafraseerd, zijn paginanummers niet nodig.
(4a) In de literatuur komt steeds naar voren dat feedback een essentieel onderdeel is van onderwijs en training (vergelijk Peerdeman & Tol, 2018; McKimm, 2009).
In tegenstelling tot citaten worden parafrases niet gemarkeerd door aanhalingstekens. Dat maakt het extra belangrijk om steeds aan te geven waar de parafrase van andermans woorden begint, en je eigen uiteenzetting eindigt. Of: waar jouw parafrase van bron A eindigt en je parafrase van bron B begint. In voorbeeld (5) gebeurt dit onvoldoende. De eerste zin in dit fragment is duidelijk van de auteur: hij of zij heeft zelf bedacht dat de discussie die gevoerd wordt gevolgen heeft voor het onderwijs, en brengt dat als een inzicht naar voren. Maar wat is de status van de overige drie zinnen? Gaat de auteur hier verder met eigen gevolgtrekkingen (‘de implicaties’) waarbij hij of zij als een soort wetenschappelijke geldigheid in zin 2 en 3 een bron bijvoegt? Of gaat het hier om parafrases van gevolgtrekkingen die al door die bronnen zijn gemaakt? Of is er een mengeling van beide? In herschrijvingen zoals in (5a) en (5b) is veel duidelijker aangegeven wat de verhouding is tussen parafrase en eigen tekst:
(5a) Deze discussie heeft belangrijke implicaties voor onderwijs. Als we met Diakidoy & Kendeou (2001) concluderen dat intuïtieve limitaties van kinderen de verwerving van wetenschappelijke concepten verhinderen, dan is het belangrijk om kinderen te helpen bij het herstructureren van hun kennis in plaats van eenvoudigweg informatie aan te reiken voor het aanpassen van hun kennis. Als dat waar is moet de instructie gericht zijn op het uitdagen van de sterke intuïties. Dit zou passen bij het standpunt van Vosniadou & Ioannides (1998). Aan de andere kant laten Vosniadou en Ioannides ook zien dat de verwerving van wetenschappelijke kennis relatief vroeg en zonder weerstand kan plaatsvinden als er geen intuïties zijn.
(5b) Deze discussie heeft belangrijke implicaties voor onderwijs. Diakidoy & Kendeou (2001) concluderen dat intuïtieve limitaties van kinderen de verwerving van wetenschappelijke concepten verhinderen, en dat het daarom belangrijk is om kinderen te helpen bij het herstructureren van hun kennis in plaats van eenvoudigweg informatie aan te reiken voor het aanpassen van hun kennis. Vosniadou & Ioannides (1998) brengen al naar voren dat de instructie gericht moet zijn op het uitdagen van de sterke intuïties. Aan de andere kant moeten we met Jansen (2006) onder ogen zien dat de verwerving van wetenschappelijke kennis relatief vroeg en zonder weerstand kan plaatsvinden als er geen intuïties zijn.
Door middel van allerlei formuleringen kun je dus markeren dat je overgaat van je eigen tekst naar een parafrase van een bron. Veelgebruikte stramienen hiervoor zijn ook nog de zogeheten ‘matrixzinnen’: ‘In zijn studie X zegt auteur Y hierover dat ....’ ; ‘Studie X gaat over/behandelt/bekritiseert/laat zien dat...’ ; ‘Auteur Z constateert in haar boek W dat…..’ Enzovoort. Bij dit type zinnen wordt een bron ondubbelzinnig geïdentificeerd en op een samenhangende manier geïntroduceerd in je eigen tekst. Je kunt de website Academische uitdrukkingen raadplegen voor nog meer van deze vaste uitdrukkingen en formuleringen.
Verkeerde keuze voor citeren tegenover parafraseren
(6) Hierbij wordt de vraagstelling gepresenteerd: “In hoeverre heeft fake news invloed op verschillende leeftijdsgroepen?”.
(7) Loos gaat dieper in op de vraag: “hoe kunnen we ervoor zorgen dat ouderen toegang kunnen blijven houden tot digitale informatie over voor hen relevante diensten en producten?” (pg. 1).
Hoe belangrijk citeren ook is, toch is het niet altijd nodig of nuttig om te kiezen voor juist een citaat. Zo is het bijvoorbeeld zelfs incorrect om jezelf te citeren, zoals in voorbeeld (6) gebeurt. Het presenteren van een onderzoeksvraag is je eigen input, en geen vermelding van een bron. Hier is (6a) dus correct, zonder aanhalingsteken en dus ook zonder hoofdletter:
(6a) Hierbij wordt de vraagstelling gepresenteerd: in hoeverre heeft fake news invloed op verschillende leeftijdsgroepen?
Daarnaast is het niet nodig of nuttig om passages of zinnen te citeren die eigenlijk niet zo belangrijk zijn, niet zo bijzonder geformuleerd zijn en/of de flow van je eigen tekst in de weg zitten. In voorbeeld (7) zie je een letterlijk citaat dat de flow van de zin behoorlijk onderbreekt. Bovendien is de exacte formulering hier helemaal niet zo belangrijk. Daarom is het hier en in vergelijkbare gevallen beter om te kiezen voor een parafrase, uiteraard wel met bronvermelding. De parafrase kun je meteen benutten om de zin beter te laten lopen, zie (7a):
(7a) Loos gaat dieper in op de vraag hoe de toegang van ouderen tot digitale informatie over voor hen relevante diensten en producten in stand kan blijven (2018, pg. 1).