De relatie met de lezer
In verband met het karakter van wetenschappelijke teksten is het de bedoeling dat je een zakelijke en neutrale toon gebruikt (zie Register: inleiding). Dat betekent ook dat je de relatie tot je lezer zakelijk houdt. Je spreekt hem of haar dus niet aan, en je bent zelf ook niet of nauwelijks ‘aanwezig’ in de tekst.
De relatie tot de lezer is zakelijk
(1) De vragenlijst is aan het onderzoeksverslag toegevoegd, u vindt deze in bijlage 1.
(2) Als individu kun je niets doen aan beroepsgeluid.
(3) Laten we beginnen door te kijken naar wat statistieken van het CBS uit 2018.
In (1) spreekt de schrijver van de tekst de lezer rechtstreeks aan met ‘u’, en geeft hem of haar een aanwijzing waar bijlage 1 te vinden is. Dit gaat in tegen de conventies van het wetenschappelijke genre. Zorg er dus voor dat je in je tekst geen vormen van ‘aanspreken’ gebruikt. Een passend alternatief voor (1) is bijvoorbeeld (1a) of (1b):
(1a) De vragenlijst is aan het onderzoeksverslag toegevoegd (bijlage 1).
(1b) In bijlage 1 is de vragenlijst opgenomen die bij dit onderzoeksverslag hoort.
In (2) wordt de lezer ook aangesproken, maar nu met ‘je’. Je zou kunnen zeggen dat dat een informele variant op ‘u’ is, maar hier is de functie van ‘je’ meer dat er een soort algemene waarheid of wijsheid wordt verkondigd. Dit gebruik van ‘je’ lijkt op het ‘je’ in uitspraken als ‘je bent jong en je wilt wat’, en betekent eigenlijk ‘iedereen’. Hoewel dit ‘je’ dus niet een zelfde directe aanspreking is als ‘u’, kun je dit in wetenschappelijke teksten toch beter niet gebruiken. Alternatieven als (2a) of (2b) zijn zakelijker:
(2a) Individuen kunnen niets doen aan beroepsgeluid.
(2b) Op individueel niveau valt er niets te doen aan beroepsgeluid.
In (3) wordt er niemand expliciet aangesproken, maar is de schrijver zelf in de tekst aanwezig, met een bijzondere vorm van ‘we’. ‘we’ betekent hier: ‘ik en u, mijn lezer, samen’. De schrijver betrekt de lezer dus eigenlijk bij een bepaalde actie, in dit geval het bekijken van enige statistieken. In voorbeeld (3) gaat dit ook nog samen met een enigszins amicale uitnodiging (‘laten we…’). Ook hier is het beter om wat neutraler te formuleren, bijvoorbeeld zoals in (3a):
(3a) Het is allereerst van belang om enige statistieken van het CBS uit 2018 te raadplegen.
In (3a) is ook de toon en de woordkeus wat minder informeel.
Problematisch: ‘ik’ en ‘mijn’
(4) Door de schrijfproducten van de studenten te analyseren, geef ik antwoord op hoofdvragen 1 en 2.
(5) Het mag duidelijk zijn dat het taalniveau van mbo-studenten en -docenten in bepaalde gevallen tekortschiet, maar de meeste studenten ervaren dat mijns inziens niet als het grootste probleem bij het doorlopen van hun opleiding.
Het is in heel veel vakgebieden absoluut verboden om als schrijver expliciet zelf in de tekst aanwezig te zijn (met ‘ik’ of ‘we’ als er meerdere auteurs zijn). In sommige vakgebieden mag het wel, maar dan vooral in passages waar iets verteld wordt over de opbouw van een tekst (‘in hoofdstuk 3 behandel ik de methode’). Een zin als (4) is dus in veel vakgebieden minder gewenst. Je kunt dan beter kiezen voor zakelijke formuleringen als (4a) of (4b)
(4a) Door middel van een analyse van de schrijfproducten van de studenten kan een antwoord gevonden worden op hoofdvragen 1 en 2.
(4b) Een analyse van de schrijfproducten van de studenten zal een antwoord leveren op hoofdvragen 1 en 2.
In zin (5) zal ‘mijns inziens’ volgens de conventies van veel vakgebieden teveel een subjectieve evaluatie van de schrijver zelf laten doorschemeren. Als een meer zakelijke toon gewenst is, zijn formuleringen als (5a) en (5b) een oplossing:
(5a) Het mag duidelijk zijn dat het taalniveau van mbo-studenten en -docenten in bepaalde gevallen tekortschiet, maar het is niet aannemelijk dat de meeste studenten dat ervaren als het grootste probleem bij het doorlopen van hun opleiding.
(5b) Het mag duidelijk zijn dat het taalniveau van mbo-studenten en -docenten in bepaalde gevallen tekortschiet, maar de meeste studenten ervaren dat naar verwachting niet als grootste probleem bij het doorlopen van hun opleiding.