Plaatsing van het werkwoord
In de complexe zinnen die kenmerkend zijn voor academische teksten is het belangrijk de zinsbouw in de gaten te houden (zie Zinsstructuur: inleiding). Dit geldt niet in de laatste plaats voor de positie van de persoonsvorm, het werkwoord dat in getal en persoon overeenkomt met het onderwerp en dat de werkwoordstijd aangeeft. Doordat de persoonsvorm in de bijzin op een andere positie staat dan in de hoofdzin, is het niet altijd makkelijk te zien wat de juiste positie is. De fouten die hierdoor ontstaan, hebben vaak te maken met de plaatsing van de persoonsvorm in de bijzin, maar ook in de hoofdzin. De plaatsing van de delen van wel en niet-scheidbare werkwoorden verdient specifieke aandacht.
Foutieve plaatsing van de persoonsvorm in bijzin
(1) Ik denk dat deze studie maakt het duidelijker dat vaccinaties belangrijk zijn en niet slecht zijn voor het immuunsysteem.
(2) Het is vastgesteld dat ondanks het feit dat mannen en vrouwen veel met elkaar gemeen hebben als de twee gezichten van de mensheid, ze hebben ook zeker hun verschillen.
(3) Dit apparaat heeft ook een microscoop die kan fluorescente moleculen filmen.
De persoonsvorm ‘maakt’ in voorbeeld (1) staat in de bijzin die begint bij de eerste ‘dat’ en had dus niet aan het begin maar aan het eind van de bijzin moeten staan, zoals in (1a). Let op: na ‘maakt’ begint een nieuwe bijzin, ook met ‘dat’ en dus met de persoonsvorm achteraan.
(1a) Ik denk dat deze studie het duidelijker maakt dat vaccinaties belangrijk zijn en niet slecht zijn voor het immuunsysteem.
In voorbeeld (2) is hetzelfde aan de hand als in voorbeeld (1), maar door de complexe structuur van de zin is het probleem minder makkelijk herkenbaar. In de bijzin na ‘Het is vastgesteld dat’ is een tweede bijzin ingebed die begin met ‘het feit dat’. De schrijver dacht wellicht dat na deze tweede bijzin de hoofdzin verder ging, waardoor de persoonsvorm aan het begin zou moeten staan. Maar omdat hier juist de bijzin verder ging, moest de persoonsvorm aan het eind staan, zoals te zien in voorbeeld (2a). De zinsbouw is minder verwarrend als de schrijver de eerste bijzin pas iets later onderbreekt voor de tweede bijzin. Dit kan gedaan worden door het onderwerp alvast te noemen, zoals in (2b), of door de tweede bijzin te vervangen, zoals in (2c). Deze aanpassingen maken de zin ook beter leesbaar.
(2a) Het is vastgesteld dat ondanks het feit dat mannen en vrouwen veel met elkaar gemeen hebben als de twee gezichten van de mensheid, ze ook zeker hun verschillen hebben.
(2b) Het is vastgesteld dat mannen en vrouwen, ondanks het feit dat ze veel met elkaar gemeen hebben als de twee gezichten van de mensheid, ook zeker hun verschillen hebben.
(2c) Het is vastgesteld dat mannen en vrouwen dan wel veel met elkaar gemeen hebben als de twee gezichten van de mensheid, maar ook zeker hun verschillen hebben.
Ook in voorbeeld (3) had de persoonsvorm aan het eind van de bijzin moeten staan. In dit geval begint de bijzin niet met ‘dat’ maar met een betrekkelijk voornaamwoord (relativum), namelijk ‘die’. De juiste volgorde is te zien in voorbeeld (3a). De persoonsvorm wordt hier nog gevolgd door het hele werkwoord (infinitief) dat erbij hoort, namelijk ‘filmen’.
(3a) Dit apparaat heeft ook een microscoop die fluorescente moleculen kan filmen.
Foutieve plaatsing van de persoonsvorm in hoofdzin
(4) Aan de andere kant de meeste heteroparen die adopteren geen kinderen bij elkaar kunnen krijgen.
Soms wordt de persoonsvorm in de hoofdzin op de plaats gezet waar hij in de bijzin zou staan, zoals ‘kunnen’ in voorbeeld (4). De schrijver dacht wellicht dat de persoonsvorm aan het eind moest vanwege de bijzin ‘die adopteren’. Maar na ‘adopteren’ gaat de hoofdzin weer verder, waardoor de persoonsvorm ‘kunnen’ op de tweede plaats had moeten staan, na ‘aan de andere kant’, zoals in voorbeeld (4a).
(4a) Aan de andere kant kunnen de meeste heteroparen die adopteren geen kinderen bij elkaar krijgen.
Foutieve plaatsing van de delen van een scheidbaar of niet-scheidbaar samengesteld werkwoord
(5) Het overzicht van de ERK-niveaus weergeeft dat de verwachting is dat NT2-leerders met niveau B2 de meeste zinnen grammaticaal correct schrijven.
(6) Slechts 44% van de mannen geeft aan sociale media raad te plegen.
Een groot aantal werkwoorden is een samenstelling van een werkwoord en een bijwoord (‘toelichten’), bijvoeglijk naamwoord (‘goedkeuren’) of soms een zelfstandig naamwoord (‘plaatsvinden’). Een deel van deze samengestelde werkwoorden is scheidbaar, wat inhoudt dat de twee delen soms bij elkaar staan en soms uit elkaar getrokken worden. In voorbeeld (5) hadden de twee delen gescheiden moeten worden. Hier staat ‘geeft’ als persoonsvorm terecht na het onderwerp, dus aan het begin van de hoofdzin, maar ‘weer’ had aan het eind van de hoofdzin moeten staan, in dit geval direct na ‘geeft’, zoals in (5a). Kort gezegd moet het eerste deel van een scheidbaar werkwoord altijd aan het eind van de zin staan, op de positie waar de persoonsvorm zou staan als de zin een bijzin zou zijn. Dit kun je zien als we van de hoofdzin van (5) een bijzin maken: ‘Omdat het overzicht van de ERK-niveaus weergeeft dat …’
(5a) Het overzicht van de ERK-niveaus geeft weer dat de verwachting is dat NT2-leerders met niveau B2 de meeste zinnen grammaticaal correct schrijven.
In voorbeeld (6) is het werkwoord juist niet scheidbaar. Hier had ‘raadplegen’ naast elkaar moeten staan, voorafgegaan door ‘te’, zoals in (6a).
(6a) Slechts 44% van de mannen geeft aan sociale media te raadplegen.
Het is dus goed om te weten of een werkwoord wel of niet scheidbaar is. Bij samengestelde werkwoorden met een bijwoord kun je vaststellen of een werkwoord scheidbaar is door te kijken naar de klemtoon: als de klemtoon op het eerste deel ligt, dan is het werkwoord scheidbaar, zoals ‘VOORkomen’; als de klemtoon op het tweede deel ligt, dan is het werkwoord niet scheidbaar, zoals ‘voorKOmen’. Maar let op: bij samengestelde werkwoorden met een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord werkt dit niet.
Er zijn een aantal samengestelde werkwoorden waar je goed op moet letten:
Scheidbaar: aannemen, aantonen, afnemen, bijdragen, deelnemen, gebruikmaken, indelen, opsommen, overeenkomen, toelichten, toenemen, toeschrijven, uitsluiten, uitvoeren, voorkomen (= bestaan, gebeuren), voorstellen, waarnemen
Niet scheidbaar: aanvaarden, onderscheiden, ondersteunen, onderzoeken, overtuigen, voorkomen (zorgen dat iets niet gebeurt), voorspellen