Ontsporingen en foutieve aansluiting
Academische zinnen bevatten vaak ingewikkelde informatie, en kennen daarom dikwijls een complexe structuur (zie Zinsstructuur: inleiding). Ze kunnen ook behoorlijk lang zijn. Dat bij elkaar kan ertoe leiden dat schrijvers van academische zinnen het overzicht kwijtraken, en dat hun zinnen ontsporen. Omdat lezers van academische teksten zorgvuldigheid en correctheid verwachten, is dat extra vervelend.
Zinnen kunnen op veel verschillende manieren ontsporen. Veelvoorkomende ontsporingen zijn foutieve samentrekkingen, foutief aangesloten beknopte bijzinnen, en meer in het algemeen foutieve aansluitingen van twee onderdelen van een zin op elkaar.
Foutieve samentrekking
(1) Zo’n team heeft de taak om enerzijds de eigen kracht en verantwoordelijkheid van ouders en jongeren te versterken, en anderzijds ook het monitoren en signaleren van risico’s.
(2) Tijdens dit onderzoek werd er gekeken naar het geluidsniveau op station Amsterdam Zuid en of dit de drempelwaarde voor de verhoogde kans op cardiovasculaire aandoeningen overschreed.
(3) Iemand uit de oudere leeftijdsklasse zou op zijn beurt weer eerder naar de radio luisteren dan de jongste generatie.
Als je in een zin woorden of hele zinsdelen meer dan één keer gebruikt, kun je de formulering beknopter en aantrekkelijker maken door één van die identieke woorden of zinsdelen weg te halen. Je maakt dan gebruik van ‘samentrekking’. Aan een samentrekking zijn echter wel strenge eisen verbonden: je mag alleen samentrekken als het deel dat je weghaalt dezelfde vorm, dezelfde functie en dezelfde betekenis heeft als het deel dat je laat staan. Dat is nodig omdat de constructie anders onduidelijk wordt.
In zin (1), (2) en (3) wordt aan die eisen niet voldaan. In (1) wilde de schrijver niet twee keer ‘heeft de taak om’ laten staan. Maar in het eerste geval wordt ‘heeft de taak om’ gekoppeld aan een bijzin (…te versterken’) , en in het tweede geval aan een zelfstandig naamwoord (‘het monitoren’). Maar nu klopt de constructie niet meer, omdat ‘de taak om’ niet gekoppeld kan worden aan ‘het monitoren’: ‘heeft de taak om het monitoren’ is niet mogelijk. In (1a) is de samentrekking wel juist, omdat het tweede deel nu op dezelfde manier geconstrueerd is als het eerste deel:
(1a) Zo’n team heeft de taak om enerzijds de eigen kracht en verantwoordelijkheid van ouders en jongeren te versterken, en anderzijds ook risico’s te monitoren en signaleren.
In (2) klopt de constructie niet meer doordat ‘werd er gekeken’ is weggelaten terwijl dit deel de eerste keer gecombineerd wordt met een voorzetsel en een zelfstandig naamwoord ( ‘naar het geluidsniveau…’), en de tweede keer met een bijzin (‘of…). In feite maakt de schrijver hier gebruik van twee verschillende werkwoorden ‘kijken’: ‘kijken naar iets’ en ‘kijken of iets’. Ook hier is het een oplossing om de constructie gelijk te trekken:
(2a) Tijdens dit onderzoek werd er gekeken naar het geluidsniveau op station Amsterdam Zuid en naar een mogelijke overschrijding van de drempelwaarde voor de verhoogde kans op cardiovasculaire aandoeningen.
In (3) is er te veel samengetrokken: het is terecht dat ‘naar de radio luisteren’ niet twee keer vermeld wordt, maar niet terecht dat ‘iemand uit de’ is weggelaten. Hierdoor ontstaat er namelijk een vergelijking tussen één persoon uit een bepaalde leeftijdsgroep en een andere leeftijdsgroep in zijn geheel. Beter is (3a):
(3a) Iemand uit de oudere leeftijdsklasse zou op zijn beurt weer eerder naar de radio luisteren dan iemand uit de jongste generatie.
Let op: bij werkwoorden die op verschillende manieren gebruikt kunnen worden, zoals ‘kijken’ in (2), is het altijd verstandig om niet teveel samen te trekken, zelfs als de constructie hetzelfde is. Vergelijk bijvoorbeeld (4) met de duidelijkere herschrijving (4a):
(4) Hierbij zal niet alleen gekeken worden naar theorieën over methodes die specifiek gericht zijn op wetenschappelijk onderwijs, maar theorieën die curriculumbreed gedragen kunnen worden.
(4a) Hierbij zal niet alleen gekeken worden naar theorieën over methodes die specifiek gericht zijn op wetenschappelijk onderwijs, maar naar theorieën die curriculumbreed gedragen kunnen worden.
Foutief aangesloten beknopte bijzin
(5) Samenvattend keek dit onderzoek naar vier hypothesen.
(6) Ook hebben beide groepen voorafgaand aan en na de lessenreeks de Raventest gemaakt om te onderzoeken of de redeneervaardigheid van beide groepen verschilde.
Naast ‘gewone’ bijzinnen kun je gebruik maken van ‘beknopte’ bijzinnen. Dat zijn bijzinnen waarbij het onderwerp ontbreekt (of ‘verzwegen’ is). Vaak zul je beknopte bijzinnen gebruiken die bestaan uit een voltooid of tegenwoordig deelwoord. Je schrijft bijvoorbeeld ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren’ en niet ‘Terwijl ik denk aan Holland zie ik brede rivieren’. Ook ‘om te’-zinnen zijn in feite beknopte bijzinnen: ‘Om te zien waar hij heen gaat gebruikt Jan in de bergen een kompas’ is de beknopte versie van ‘Zodat hij ziet waar hij heen gaat gebruikt Jan in de bergen een kompas’. Een belangrijke regel bij het gebruik van een beknopte bijzin is, dat het onderwerp van de hoofdzin identiek is aan het ‘verzwegen’ onderwerp in de beknopte bijzin. Met andere woorden: de ‘ik ‘die aan Holland denkt is dezelfde als de ‘ik’ die ziet; de ‘hij’ die wil zien waar hij heen gaat is identiek aan ‘Jan’ die een kompas gebruikt. Is dat niet het geval, dan is de beknopte bijzin foutief aangesloten en kunnen er misverstanden ontstaan in de interpretatie.
Precies dat is aan de hand in voorbeelden (5) en (6). In (5) is ‘dit onderzoek’ het onderwerp van de hoofdzin, maar dit onderzoek is niet degene die iets samenvat – dat is de auteur van de tekst. In (6) is ‘beide groepen’ onderwerp van de hoofdzin, maar deze groepen zijn niet degenen die in de bijzin onderzoeken – dat zijn de onderzoekers, niet degenen die de Raventest maakten. In (5a) en (5b) zie je twee manieren om dit probleem op te lossen. De ene manier is om een ander onderwerp in de hoofdzin te kiezen en zo de beide onderwerpen identiek te maken; de andere is om het verzwegen onderwerp in de bijzin expliciet te maken (en daarmee het beknopte van de bijzin op te heffen):
(5a) Samenvattend keek ik in dit onderzoek naar vier hypothesen.
(5b) We vatten samen: dit onderzoek keek naar vier hypothesen.
Diezelfde oplossingen zie je in (6a) en (6b):
(6a) Ook hebben we beide groepen voorafgaand aan en na de lessenreeks de Raventest laten maken om te onderzoeken of de redeneervaardigheid van beide groepen verschilde.
(6b) Ook hebben beide groepen voorafgaand aan en na de lessenreeks de Raventest gemaakt , zodat we konden onderzoeken of de redeneervaardigheid van beide groepen verschilde.
Foutieve aansluitingen
(7) Sociometrische status is een reflectie van een groepsperceptie van een individueel kind, dus wat is de positie van het kind in de groep volgens de groepsgenoten? (Gifford-Smith & Brownell, 2013).
(8) Daarom zal in deze studie worden gekeken naar over welke kwaliteiten professionals in zowel informele als formele instanties moeten beschikken om het contact tot stand te laten komen.
Zinnen kunnen ontsporen als hun delen niet goed op elkaar aansluiten. Zoiets kan op veel manieren gebeuren. In (7) wordt een mededelende zin opeens gecombineerd met een heel ander type zin, namelijk een vraagzin. Dat is een rare combinatie binnen het geheel van één samengestelde zin. Je kunt deze twee typen beter ieder in een aparte zin zetten, zoals (7a); je kunt de vraagzin ook omformuleren naar een mededelende zin die een vraag bespreekt, zoals in (7b):
(7a) Sociometrische status is een reflectie van een groepsperceptie van een individueel kind. Dus wat is de positie van het kind in de groep volgens de groepsgenoten? (Gifford-Smith & Brownell, 2013).
(7b) Sociometrische status is een reflectie van een groepsperceptie van een individueel kind, dus de vraag is wat de positie van het kind in de groep is volgens de groepsgenoten. (Gifford-Smith & Brownell, 2013).
Een andere ongelukkige combinatie zie je in (8). Daar wordt een voorzetsel (‘naar’) niet zoals gebruikelijk is gecombineerd met een zelfstandig naamwoord, maar met een hele zin. Voor veel lezers, zeker van academische teksten, is dit een combinatie die niet correct is. Een voorzetsel koppel je aan een zelfstandig naamwoord, zoals in (8a):
(8a) Daarom zal in deze studie worden gekeken naar de kwaliteiten waarover professionals in zowel informele als formele instanties moeten beschikken om het contact tot stand te laten komen.