Onhandige volgordes in de bijzin
In het academische genre zijn er stevige eisen voor de zinsbouw (zie Zinsstructuur: inleiding). Het formele karakter van academische teksten brengt met zich mee dat je zinnen moeten voldoen aan alle bouwprincipes van het Nederlands. Bovendien mogen ze geen spreektalige elementen bevatten. In de bijzin moet je er niet alleen op letten dat de persoonsvorm op de juiste plaats staat (in de ‘bijzinsvolgorde’), maar ook dat de overige elementen in de bijzin in de juiste volgorde staan.
Onhandige plaats van het onderwerp van de bijzin
(1) Een nadeel is echter dat door de stijve structuur de feedback voorspelbaar kan worden en de spontaniteit kan remmen (Pendleton & Bochner, 1980).
(2) Uit het experiment is gebleken dat door alcoholgebruik, wordt het belonings- en vermijdingssysteem aangepast.
In de bijzin volgt het onderwerp van de zin onmiddellijk na de bijzinsinleider (woordjes als ‘dat’, ‘nadat’, ‘omdat’, ‘wie’ etc.) en komt het lijdend voorwerp altijd na het onderwerp. In (1) moet ‘de feedback’ dus direct op het woordje ‘dat’ volgen, zoals in (1a).
(1a) Een nadeel is echter dat de feedback door de stijve structuur voorspelbaar kan worden en de spontaniteit kan remmen (Pendleton & Bochner, 1980).
In (2) is ‘het belonings- en vermijdingssysteem’ het onderwerp van de lijdende zin. Ook hier moet het dus direct na ‘dat’ komen, zoals in (2a). Daarbij moet dan ook de persoonsvorm in de juiste bijzinsvolgorde gezet worden. Als de zinsdelen allemaal in de goede volgorde staan, is de komma in (2), tussen ‘alcoholgebruik’ en ‘wordt’, ook niet meer nodig.
(2a) Uit het experiment is gebleken dat het belonings- en vermijdingssysteem door alcoholgebruik wordt aangepast.
‘Spreektaalvolgorde’ in de bijzin
(3) Het negatieve effect is dat men na een avond stappen waarbij veel alcohol genuttigd is, men zich brak voelt.
Als we praten, zetten we onze woorden min of meer in de volgorde waarin we ze bedenken. Soms raken we dan een beetje verstrikt in de constructie van een zin, maar dat lossen we op door onszelf te corrigeren en de zin voor de duidelijkheid weer even opnieuw op te starten. Iets dergelijks is gebeurd in (3), waar de schrijver in de bijzin na ‘men’ zoveel wilde vertellen over ‘een avond stappen’ dat hij of zij daarna de constructie weer moest oppakken door ‘men’ nog een keer te noemen. In formele schrijftaal moet je een zin zo redigeren dat dit soort reparaties niet nodig zijn: je moet de zin in één keer goed kunnen lezen, zoals in (3a).
(3a) Het negatieve effect is dat men zich na een avond stappen waarbij veel alcohol genuttigd is, brak voelt.
Daarnaast is ‘zich brak voelen’ een uitdrukking die veel te informeel en spreektalig is voor het academische genre. Misschien geldt dat ook wel voor ‘een avond stappen’. (3b) is wat dat betreft beter:
(3b) Het negatieve effect is dat men zich na een avond uit waarbij veel alcohol genuttigd is, niet fit voelt.
(3c) is een oplossing als je de bijzin-in-de-bijzin (‘waarbij veel alcohol genuttigd is’) te lang of te complex vindt. Je kunt dat vinden omdat er na die bijzin-in-de-bijzin nog maar een heel klein stukje hoofdzin (‘niet fit voelt’) volgt:
(3c) Het negatieve effect is dat men zich niet fit voelt na een avond uit met forse alcoholconsumptie.
Met (3c) is er een keurig geredigeerde zin ontstaan. Als je dichterbij de oorspronkelijke volgorde zou willen blijven, kun je ook nog kiezen voor (3d).
(3d) Het negatieve effect is dat een avond uit met forse alcoholconsumptie ertoe kan leiden dat men zich niet fit voelt.