Ongelijkwaardige combinaties binnen de complexe zin
Academische zinnen zitten vaak vol ingewikkelde informatie, en hebben daarom vaak een complexe structuur (zie Zinsstructuur: inleiding). Hoofdzinnen en bijzinnen worden gecombineerd met andere hoofdzinnen en bijzinnen; meerdere hoofdzinnen worden aan elkaar geschakeld met ‘en’, ‘maar’, en ‘of’. Je kunt hierbij als lezer – maar ook als schrijver – het overzicht kwijtraken. Daarom kun je beter zinnen of onderdelen van zinnen aan elkaar schakelen die op een gelijkwaardige manier zijn opgebouwd: als bijzinnen, als naamwoorden, als voorzetsels en dergelijke. Dan wordt het voor de lezer veel makkelijker om de informatie te verwerken. Je loopt dan zelf ook veel minder risico dat je lange en complexe zin ontspoort.
Ongelijkwaardige combinaties van onderdelen van de zin
(1) Het onderzoek heeft tot doel het verkrijgen van kennis en inzicht over mediagebruik in specifieke situaties per leeftijdscategorie en waardoor deze verschillen voornamelijk door ontstaan. Dit onderzoek wordt gedaan door hergroepering van bestaande kennis en hierbij mijn eigen visie te presenteren.
(2) Om interference te voorkomen en het streven naar hoge mate van betrouwbaarheid zal gebruik worden gemaakt van een geïsoleerde kamer om afleiding te minimaliseren en privacy te garanderen.
(3) Dit komt niet overeen met het artikel van Neubaum et. al., 2014 waarin werd gezegd dat social media worden gebruikt bij condoleances om medeleven te tonen en omdat het een makkelijke manier is om te communiceren.
In voorbeeld (1) heeft de schrijver in de eerste zin twee stukjes informatie willen geven om duidelijk te maken waarover de ‘kennis en inzicht’ zou moeten gaan. In de tweede zin geeft ze informatie over de manier waarop ‘het onderzoek’ gedaan gaat worden. Maar in beide zinnen combineert ze de twee stukjes informatie op een ongelijke manier. In de eerste zin gaat het om kennis en inzicht ‘over mediagebruik’, dus het naamwoord ‘inzicht’ wordt gekoppeld met het voorzetsel ‘over’. Daarna volgt het woordje ‘en’, dat altijd gelijkwaardige onderdelen aaneenschakelt. Maar na ‘en’ komt een ander soort constructie, namelijk een zinnetje: ‘waardoor….’. De combinatie is dus ongelijkwaardig. In de tweede zin zie je hetzelfde probleem: ‘dit onderzoek wordt gedaan’ wordt met behulp van ‘en’ eerst gekoppeld aan een voorzetsel met naamwoord (‘door hergroepering’) en dan aan een zin (‘hierbij …’). Je ziet hier ook een ongelukkige samentrekking, maar ook als ‘door’ herhaald zou zijn (‘en door hierbij mijn eigen visie te presenteren’) blijft de combinatie ongelijkwaardig. Dit probleem kun je op twee manieren oplossen: ofwel je formuleert beide stukjes informatie als voorzetsel plus naamwoord, ofwel je formuleert ze allebei door middel van een zinnetje. Het is maar hoe het het beste uitkomt. Bijvoorbeeld als in (1a):
(1a) Het onderzoek heeft tot doel het verkrijgen van kennis en inzicht over mediagebruik in specifieke situaties per leeftijdscategorie en over de oorzaken van het ontstaan van deze verschillen. Dit onderzoek wordt gedaan door bestaande kennis te hergroeperen en hierbij mijn eigen visie te presenteren.
In (2) en (3) zie je dezelfde problemen. Ongelijke elementen als zinnetjes (je kunt ook zeggen: beweringen) en naamwoorden (je kunt ook zeggen: begrippen of concepten) worden met elkaar gecombineerd. Ook hier is de oplossing om ofwel de zinnetjes om te vormen tot naamwoorden, ofwel de naamwoorden om te zetten naar zinnetjes. Zoals in (2a) en (3a):
(2a) Met het oog op het voorkomen van interference en het streven naar hoge mate van betrouwbaarheid zal gebruik worden gemaakt van een geïsoleerde kamer om afleiding te minimaliseren en privacy te garanderen.
(3a) Dit komt niet overeen met het artikel van Neubaum et. al., 2014 waarin werd gezegd dat social media worden gebruikt omdat ze een goed middel zijn om bij condoleances medeleven te tonen en omdat ze een makkelijke manier zijn om te communiceren.
Ongelijkwaardige combinaties van onderdelen van een opsomming
(4) De effectiviteit van feedback bij de medische-specialisten wordt onderzocht aan de hand van de volgende concepten: de verhouding tussen positieve en negatieve feedback, de opbouw van de feedback en in hoeverre er gewerkt is aan bereidheid tot verandering bij de medisch-specialisten.
(5) Onderzoek naar kinderen en hun begrip van de aarde heeft verband met de oorsprong van kennis van kinderen, het heeft een relatie met de veranderende inhoud en structuur van hun concepten en hoe wetenschappelijk begrip wordt verworven (Panagiotaki, Nobes, & Banerjee, 2006).
Het is een vaste regel dat opsommingen moeten bestaan uit gelijkwaardige onderdelen. Bij (4) en (5) gaat dat fout. In (4) wordt een opsomming van ‘concepten’ aangekondigd, en dat klopt ook voor de eerste twee onderdelen van de opsomming: dat zijn naamwoorden (‘de verhouding ...’ en ‘de opbouw ...’). Maar het derde onderdeel is geen concept (naamwoord) maar een zinnetje (‘in hoeverre er gewerkt is aan de bereidheid…’). Het derde onderdeel moet met andere woorden ook als naamwoord worden geformuleerd. Dat kan bijvoorbeeld met ‘de mate…’, zoals in (4a):
(4a) De effectiviteit van feedback bij de medische-specialisten wordt onderzocht aan de hand van de volgende concepten: de verhouding tussen positieve en negatieve feedback, de opbouw van de feedback en de mate waarin er gewerkt is aan bereidheid tot verandering bij de medisch-specialisten.
In (5) bestaat de opsomming bij de eerste twee onderdelen uit een vast stramien: er wordt een uitspraak gedaan over ‘het verband’ of ‘de relatie’ met een begrip dat als naamwoord staat geformuleerd (‘de oorsprong …’ en ‘de veranderende inhoud …’). Het laatste deel van de opsomming (‘hoe wetenschappelijk begrip wordt verworven’) heeft dat stramien niet. (5a) is dus beter, en ook volgens de regels van de opsomming:
(5a) Onderzoek naar kinderen en hun begrip van de aarde heeft verband met de oorsprong van kennis van kinderen, het heeft een relatie met de veranderende inhoud en structuur van hun concepten en houdt verband met de manier waarop wetenschappelijk begrip wordt verworven (Panagiotaki, Nobes, & Banerjee, 2006).