Complementatie
In de complexe zinnen die kenmerkend zijn voor academische teksten is het belangrijk de zinsbouw in de gaten te houden (zie Zinsstructuur: inleiding). Dit geldt onder andere voor de zinsbouw die volgt op werkwoorden. Sommige werkwoorden moeten gevolgd worden door een zelfstandig naamwoord, al of niet met een voorzetsel, terwijl andere werkwoorden gevolgd moeten worden door een bijzin. Er zijn ook werkwoorden waarbij zowel een naamwoord als een bijzin mogelijk is.
Foutieve weglating van ‘te’
(1) Hun doel is gedurende acht maanden een analyse maken van de bloeddruk op verschillende aërobe trainingen.
(2) Daarnaast worden kinderen op basisschool in Nederland niet voldoende gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen en hoog presteren.
In voorbeeld (1) wordt ‘hun doel’ gevolgd door een beknopte bijzin, waarin wordt aangegeven wat het doel inhoudt. In een beknopte bijzin moet je altijd het woordje ‘te’ voor het hele werkwoord (de infinitief) plaatsen, zoals in (1a). Eventueel kun je er ook ‘om’ bij zetten, maar in geschreven teksten wordt dit vaak weggelaten.
(1a) Hun doel is (om) gedurende acht maanden een analyse te maken van de bloeddruk op verschillende aërobe trainingen.
In voorbeeld (2) volgt de beknopte bijzin op een werkwoord en wordt ‘te’ wel gebruikt bij het eerste werkwoord, maar niet bij het tweede. Maar als er twee werkwoorden in de beknopte bijzin staan, moet bij allebei ‘te’ staan, zoals in (2a). Overigens kan ook hier ‘om’ weggelaten worden.
(2a) Daarnaast worden kinderen op basisschool in Nederland niet voldoende gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen en hoog te presteren.
Foutieve keuze voor werkwoordscomplement
(3) Eigenaren kunnen hun huisdieren helpen met deze wilde energie verwerken door regelmatig en volgens een min of meer vaste dagindeling met ze te spelen.
(4) In deze studie wordt onderzocht naar verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen.
(5) Hieruit bleek dat studenten het examen als makkelijker bevonden dan voorgaande jaren.
Het is belangrijk goed te kijken of een werkwoord gevolgd moet worden door bijvoorbeeld een ander werkwoord, een zelfstandig naamwoord of een voorzetsel. In voorbeeld (3) wordt het werkwoord ‘helpen’ gevolgd door ‘met’, waarna een zelfstandig naamwoord zou moeten komen, maar in plaats daarvan staat er een werkwoord, ‘verwerken’. Er zijn twee oplossingen. In (3a) wordt ‘helpen’ gevolgd door ‘met’ en een zelfstandig naamwoord dat afgeleid is van het werkwoord. De kortere, elegantere oplossing staat in (3b) waar ‘helpen’ wordt gevolgd door het werkwoord (met ‘te’, maar zonder ‘met’).
(3a) Eigenaren kunnen hun huisdieren helpen met het verwerken van deze wilde energie door regelmatig en volgens een min of meer vaste dagindeling met ze te spelen.
(3b) Eigenaren kunnen hun huisdieren helpen deze wilde energie te verwerken door regelmatig en volgens een min of meer vaste dagindeling met ze te spelen.
In voorbeeld (4) wordt het werkwoord ‘onderzoeken’ gevolgd door ‘naar’, terwijl het gevolgd had moeten worden door een bijzin, zoals in (4a). Een andere mogelijkheid is om het werkwoord ‘onderzoeken’ te vervangen door ‘onderzoek doen’, omdat dit wel gevolgd kan worden door ‘naar’ (4b).
(4a) In deze studie wordt onderzocht wat de verschillen zijn tussen de hersenen van mannen en vrouwen.
(4b) In deze studie wordt onderzoek gedaan naar verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen.
In voorbeeld (5) wordt het werkwoorden ‘bevinden’ aangevuld met ‘het examen’ en ‘als makkelijker’. De juiste constructie voor ‘bevinden’ is echter zonder ‘als’, zoals in (5a):
(5a) Hieruit bleek dat studenten het examen makkelijker bevonden dan voorgaande jaren.
Als je niet precies weet welk soort complement er bij een bepaald werkwoord hoort, kun je kijken naar de voorbeeldzinnen die bij dat werkwoord gegeven worden in een woordenboek.