Verkeerde verbindingen
Werkwoorden vervullen een belangrijke functie in de zin. Ze geven aan welke gebeurtenis of situatie in de zin beschreven wordt, wie of wat bij die gebeurtenis betrokken is en wanneer deze gebeurtenis plaatsvindt of plaatsvond (zie Werkwoorden: inleiding). Werkwoorden gaan dus altijd verbindingen aan met andere onderdelen in een zin. Het kan daarbij storend zijn of zelfs verwarrend werken als er een verkeerde verbinding wordt gebruikt. Dat is bijvoorbeeld het geval als een werkwoord in een verkeerde uitdrukking wordt gebruikt (‘verhaspeling’), of als een werkwoord wordt gebruikt zonder een verbinding die er vast bij hoort: een lijdend voorwerp, een meewerkend voorwerp of een voorzetselvoorwerp.
Het werkwoord klopt niet met de uitdrukking
(1) Daarnaast is er nog ruimte om het over eigen inzichten over feedback te praten indien de trainers hier behoefte aan hebben.
(2) Als conclusie wordt aangegeven dat Facebook veel behoeften zou kunnen bevredigen en dat mensen Facebook op verschillende manieren gebruiken om hun persoonlijke behoeften te voorzien.
In de voorbeelden (1) en (2) zijn de werkwoorden in een verkeerde uitdrukking gebruikt. In voorbeeld (1) lijkt de schrijver twee combinaties door elkaar gehaald te hebben: ‘het hebben over iets’ en ‘te praten over iets’. Beter is dus (1a) of (1b):
(1a) Daarnaast is er nog ruimte om het te hebben over eigen inzichten over feedback indien de trainers hier behoefte aan hebben.
(1b) Daarnaast is er nog ruimte om te praten over eigen inzichten over feedback indien de trainers hier behoefte aan hebben.
In voorbeeld (2) heeft de schrijver het werkwoord ‘voorzien’ direct verbonden met ‘hun persoonlijke behoeften’. Hij heeft dit werkwoord door de war gehaald met het werkwoord ‘bevredigen’, dat wel een directe verbinding met ‘hun behoeften’ heeft: ‘Facebook zal behoeften bevredigen’. Maar ‘voorzien’ moet eerst een verbinding aangaan met een voorzetsel voordat het een verbinding kan aangaan met ‘hun persoonlijke behoeften’: de uitdrukking is ‘ergens voorzien in’. Beter is dus (2a) of (2b):
(2a) Als conclusie wordt aangegeven dat Facebook veel behoeften zou kunnen bevredigen en dat mensen Facebook op verschillende manieren gebruiken om te voorzien in hun persoonlijke behoeften.
(2b) Als conclusie wordt aangegeven dat Facebook veel behoeften zou kunnen bevredigen en dat mensen Facebook op verschillende manieren gebruiken om hun persoonlijke behoeften te bevredigen.
Als je kiest voor (2b) zou je de zin ook nog korter kunnen formuleren door één geval van ‘bevredigen’ te schrappen, zoals in (2c):
(2c) Als conclusie wordt aangegeven dat Facebook veel behoeften zou kunnen bevredigen en dat mensen Facebook daarvoor op verschillende manieren gebruiken.
Als je niet precies weet welke verbinding hoort bij een bepaald werkwoord, kun je kijken naar de voorbeeldzinnen die bij dat werkwoord gegeven worden in een woordenboek.
Het werkwoord wordt ten onrechte zonder verbinding gebruikt
(3) Verwacht wordt dat kinderen eerder een verklaring geven op basis van wat ze zien, dus verklaren aan de hand van eigenschappen die prominent zijn in een waarneming, en dat volwassenen verklaren op basis van een theoretisch model van het verschijnsel.
(4) Als intuïtieve limitaties van kinderen neigen om de verwerving van wetenschappelijke concepten te verhinderen, dan is het belangrijk om kinderen te helpen bij het herstructureren van hun kennis in plaats van eenvoudigweg informatie aan te reiken voor het aanpassen van hun kennis (Diakidoy & Kendeou, 2001).
(5) Deze exploratieve studie zal zich focussen op dit deelgebied, het is essentieel om meer inzicht te verwerven over de manier waarop kinderen verklaringen van wetenschappelijke verschijnselen baseren.
Sommige werkwoorden hebben alleen een grammaticaal onderwerp bij zich: ‘Jan slaapt’ is een goede combinatie, maar ‘Jan slaapt Piet’ niet. Dit soort werkwoorden worden in woordenboeken ‘onovergankelijke’ werkwoorden genoemd. Andere werkwoorden, ‘overgankelijke’ werkwoorden genoemd, kunnen (of moeten!) ook nog een verbinding aangaan met een lijdend voorwerp: ‘Jan zingt een lied’; ‘Jan verklapt het geheim’. Er zijn verder werkwoorden die ook nog een verbinding kunnen aangaan met een meewerkend voorwerp: ‘Jan geeft een cadeau’ is goed, maar ook ‘Jan geeft een cadeau aan Piet’ is mogelijk.
In de loop van de tijd kunnen de verbindingsmogelijkheden van werkwoorden veranderen. Zo kunnen overgankelijke werkwoorden ook onovergankelijk gebruikt gaan worden. Bekende voorbeelden zijn ‘wijzigen’ en ‘vernieuwen’: naast ‘NS wijzigt de dienstregeling’ lees je nu bijvoorbeeld ook ‘De dienstregeling wijzigt’. Maar in academische teksten kun je beter aan de veilige kant blijven. Dat is in (3), (4) en (5) niet gebeurd. Een werkwoord als ‘verklaren’ in (3) moet een lijdend voorwerp bij zich hebben (‘Jan verklaart het verschijnsel’). Correct is dus (3a):
(3a) Verwacht wordt dat kinderen eerder een verklaring geven op basis van wat ze zien, dus een fenomeen verklaren aan de hand van eigenschappen die prominent zijn in een waarneming, en dat volwassenen een fenomeen verklaren op basis van een theoretisch model van het verschijnsel.
In (4) gaat er iets vergelijkbaars fout. Het werkwoord ‘neigen’ kan niet zonder verbinding; je moet het combineren met ‘tot iets’ (‘Jan neigt tot somberheid’ of ‘Jan neigt ertoe om af te haken’). Beter is dus (4a):
(4a) Als intuïtieve limitaties van kinderen ertoe neigen om de verwerving van wetenschappelijke concepten te verhinderen, dan is het belangrijk om kinderen te helpen bij het herstructureren van hun kennis in plaats van eenvoudigweg informatie aan te reiken voor het aanpassen van hun kennis (Diakidoy & Kendeou, 2001).
In voorbeeld (5) heeft de schrijver gekozen voor het werkwoord ‘baseren’, maar dat combineer je met ‘ergens op’, en niet met ‘de manier waarop’. ‘de manier waarop’ kun je wel combineren met andere werkwoorden, bijvoorbeeld met ‘verklaringen geven’. Je kunt dus beter kiezen voor (5a):
(5a) Deze exploratieve studie zal zich focussen op dit deelgebied, het is essentieel om beter te begrijpen waarop kinderen verklaringen van wetenschappelijke verschijnselen baseren.
Als je niet precies weet of een werkwoord onovergankelijk of juist overgankelijk is, biedt het woordenboek uitkomst. Bij ieder werkwoord staat dit namelijk aangegeven. Bovendien kun je kijken naar de voorbeeldzinnen die bij dat werkwoord gegeven worden.