Tijd en aspect
Werkwoorden vervullen een belangrijke functie in de zin. Ze geven aan welke gebeurtenis of situatie in de zin beschreven wordt, wie of wat bij die gebeurtenis betrokken is en wanneer deze gebeurtenis plaatsvindt of plaatsvond (zie Werkwoorden: Inleiding). In elke zin staat ten minste één werkwoord dat aangeeft welke tijd de zin betreft (tegenwoordig, verleden, toekomend) en welk perspectief (voltooid, onvoltooid; ook wel aspect genoemd). Een verkeerde keuze van tijd of perspectief kan niet alleen storend zijn maar ook verwarrend.
Fout in combinatie van werkwoordstijden (tegenwoordig, verleden)
(1) De proefpersonen deden de test nadat ze de vragenlijst hebben ingevuld.
(2) De toename van het aantal personen met een zorgverzekering in de Verenigde Staten is veroorzaakt door een wet die deze verzekering verplicht had gemaakt.
(3) Er werd verwacht dat personen zonder slaapgebrek hoger scoren op de IQ-test dan personen met slaapgebrek.
Als je tijd en perspectief moet kiezen voor meer dan één werkwoord in de zin, bijvoorbeeld één in de hoofdzin en één in de bijzin, kun je gauw een fout maken. In voorbeeld (1) t/m (3) is door de fouten niet meteen duidelijk wanneer de gebeurtenissen en situaties in de hoofd- en bijzin plaatsvonden ten opzichte van elkaar.
In voorbeeld (1) is een voltooid tegenwoordige tijd gebruikt (‘hebben ingevuld’), terwijl een voltooid verleden tijd gebruikt had moeten worden (‘hadden ingevuld’). De zin geeft namelijk aan dat één handeling, het maken van de test, plaatsvond voorafgaand aan een andere handeling, het invullen. Dit kun je goed zien aan het woord ‘nadat’. Omdat de handeling die als laatst plaatsvond in de verleden tijd (imperfectum) beschreven is (‘deden’), moet de handeling die daarvoor plaatsvond in de voltooid verleden tijd (plusquamperfectum) staan (‘hadden’).
Voorbeeld (2) lijkt op voorbeeld (1) omdat één gebeurtenis (het verplicht maken van de verzekering) heeft plaatsgevonden voor een andere gebeurtenis (het veroorzaken van een toename). Maar er is een belangrijk verschil. De gebeurtenis die als laatste plaatsvond (‘is veroorzaakt’) staat niet in de verleden tijd, zoals in (1), maar in de voltooid tegenwoordige tijd. Daardoor is het niet nodig om de handeling die ervoor plaatsvond in de voltooid verleden tijd te zetten (‘had gemaakt’), maar moet deze in de voltooid tegenwoordige tijd (‘heeft gemaakt’) staan.
In voorbeeld (3) staat de hoofdzin in de verleden tijd (‘werd verwacht’) waardoor ook de bijzin, die de verwachting uitdrukt, in de verleden tijd moet staan. Omdat het gaat om een verwachting is het het beste om de verleden tijd van ‘zullen’ te gebruiken: ‘… dat personen zonder slaapgebrek hoger zouden scoren op …’
Verkeerde keuze werkwoordstijd (tegenwoordig, verleden)
(4) Het doel was om te kijken of een van deze variabelen van invloed was op cognitieve flexibiliteit.
(5) Dit artikel is redelijk verouderd, maar bevatte een aantal bevindingen die van toepassing zijn op dit onderzoek.
Als je moet kiezen tussen een tegenwoordige of verleden werkwoordstijd, moet je rekening houden met het gegeven dat de tegenwoordige tijd een bijzonder gebruik heeft. Een tegenwoordige tijd kan aan een zin het karakter van een algemene uitspraak of algemene waarheid geven. Dat kun je zien aan een zin als ‘De bloedplaatjes spelen een rol bij de bloedstolling’, of ‘Bloed bevat rode en witte bloedlichaampjes.’ In deze zinnen staat dat iedere onderzoeker op elk tijdstip hetzelfde zal vinden over de rol van bloedplaatjes en de samenstelling van bloed. Dat effect verdwijnt als je de verleden tijd gebruikt: ‘De bloedplaatjes speelden een rol bij de bloedstolling’ geeft aan dat dit op een bepaald moment, tijdens een onderzoek, zo was. Er is met andere woorden geen garantie dat dat bij een volgend onderzoek ook zo zal zijn. Bij de zinnen (4) en (5) was het ook de bedoeling om een algemene uitspraak te doen, maar omdat de schrijver de verleden tijd heeft gebruikt is dat niet gelukt.
In voorbeeld (4) staat nu dat het doel van het onderzoek was om te kijken of in dat specifieke onderzoek een variabele invloed had op cognitieve flexibiliteit. Maar de bedoeling was, om te onderzoeken of het in het algemeen zo is dat een bepaalde variabele de cognitieve flexibiliteit beïnvloedt, bij welke gelegenheid dan ook. Voor deze algemene interpretatie moet je de tegenwoordige tijd gebruiken: ‘Het doel was om te kijken of een van deze variabelen van invloed is op cognitieve flexibiliteit.
In voorbeeld (5) lijkt het door het gebruik van de verleden tijd dat de schrijver wil vertellen dat hij bij het lezen van het artikel opmerkte dat er interessante bevindingen te vinden waren. Maar in feite was het de bedoeling aan te geven dat het artikel weliswaar verouderd is, maar een inhoud heeft die nog altijd relevant is. Voor zo’n ‘tijdloze’ betekenis moet je de tegenwoordige tijd gebruiken: ‘Dit artikel is redelijk verouderd, maar bevat een aantal bevindingen die van toepassing zijn op dit onderzoek.’
Fout in aspect (voltooid, onvoltooid)
(6) Vroeger was er weinig aandacht voor hoogbegaafde leerlingen waardoor hun problemen waren genegeerd.
(7) Creatief denken is op school weinig aangemoedigd.
Bij een fout in aspect wordt vaak een voltooide in plaats van een onvoltooide tijd gebruikt. Hierdoor lijkt het alsof een los feit of eenmalige gebeurtenis wordt beschreven (‘we hebben onderzocht’, ‘dit is onderzocht’) in plaats van een reeks samenhangende gebeurtenissen of een terugkerende gebeurtenis (‘we onderzoeken, ‘dit wordt onderzocht’). Deze fout wordt vaak gemaakt in zinnen met lijdende vormen, zoals in voorbeeld (6) en (7).
In voorbeeld (6) wilde de schrijver aangeven dat scholen weinig deden aan problemen van hoogbegaafde leerlingen. Het gaat hier om iets wat regelmatig plaatsvond, waardoor in deze zin niet de voltooid verleden tijd (‘waren genegeerd’) maar de onvoltooid verleden tijd (‘werden genegeerd’) van het passief gebruikt moet worden.
In voorbeeld (7) wilde de schrijver een huidige situatie met betrekking tot creatief denken schetsen. Daarom is in dit geval niet de voltooid tegenwoordige tijd (perfectum; ‘is aangemoedigd’) maar de onvoltooid tegenwoordige tijd (presens; ‘wordt aangemoedigd’) correct.
De verwarring tussen de onvoltooide en voltooide tegenwoordige tijd (presens en perfectum) in lijdende vormen lijkt te worden versterkt door het Engels. In het Engels wordt voor de onvoltooid tegenwoordige tijd (presens) namelijk een vorm van ‘to be’ (zoals ‘is’) gebruikt, terwijl de Nederlands equivalent ‘zijn’ voor het perfectum wordt gebruikt. Het Engelse ‘is caused by’ wordt dus niet vertaald met ‘is veroorzaakt door’ maar met ‘wordt veroorzaakt door’.