Woordgeslacht
Zelfstandig naamwoorden (ook wel ‘naamwoorden’ of ‘nomina’) zijn belangrijke bouwstenen van een zin. Ze geven aan welke dingen, dieren of mensen betrokken zijn bij een gebeurtenis of situatie die in de zin beschreven wordt (zie Naamwoorden en voornaamwoorden: inleiding). Bij een zelfstandig naamwoord horen vaak andere woorden zoals een lidwoord (artikel), aanwijzend voornaamwoord (demonstrativum) of bijvoeglijk naamwoord (adjectief). De relatie tussen deze woorden en het naamwoord wordt vaak duidelijk doordat ze overeenkomen in geslacht: zijdig (mannelijk of vrouwelijk; ‘de’-woorden’) of onzijdig (neutraal; ‘het’-woorden). Als de woorden die bij elkaar horen ten onrechte niet overeenkomen in geslacht, maakt dit de relatie tussen die woorden minder duidelijk.
Foute geslachtsmarkering op het lidwoord: ‘de’ of ‘het’
(1) De doel van het project is om historici te helpen interessante feiten uit bibliografieën van beroemde Nederlanders te halen, informatie te zoeken en historische vragen te beantwoorden.
(2) De onderzoekers bestudeerden het associatie tussen genen en empathie.
Eén type woord dat in geslacht overeen moet komen met het naamwoord waar het bij hoort is het bepaalde lidwoord (‘de’, ‘het’). Maak je de verkeerde keuze, dan is de zin niet meteen onbegrijpelijk, maar wel iets minder makkelijk te verwerken. Bovendien kan een verkeerde keuze voor ‘de’ of ‘het’ een onverzorgde indruk maken.
Als het lidwoord voor het verkeerde geslacht gekozen wordt, wordt meestal ‘de’ gebruikt in plaats van ‘het’, zoals in voorbeeld (1). Dit komt waarschijnlijk doordat ‘de’ vaker als lidwoord voorkomt dan ‘het’. Maar ook gebruik van ‘het’ in plaats van ‘de’ komt regelmatig voor, zoals in voorbeeld (2). Het is vooral belangrijk om het woordgeslacht te kennen van woorden die je vaak gebruikt. In wetenschappelijke teksten zijn dit bijvoorbeeld onzijdige naamwoorden zoals ‘het artikel’, ‘het doel’, ‘het citaat’, ‘het gebrek’, ‘het percentage’, ‘het type’, ‘het systeem’ en zijdige naamwoorden zoals ‘de associatie’ en ‘de verbinding’.
Sommige naamwoorden hebben een uitgang die aangeeft of het geslacht zijdig (‘de’) of onzijdig (‘het’) is. Een aantal veelvoorkomende uitgangen kun je vinden in dit overzicht.
Veel naamwoorden hebben geen uitgang waaraan je het geslacht kunt zien. Daarvan moet je het geslacht uit je hoofd leren. Het juiste geslacht van een zelfstandig naamwoord kun je opzoeken in een woordenboek of op www.woordenlijst.org.
Foute keuze ‘die’/‘dat’, ‘deze’/‘dit’, ‘elke’/‘elk’, ‘welke’/‘welk’
(3) In deze artikel beargumenteren wij dat deze methode ook nuttig kan zijn op het gebied van infectieziekten.
(4) Voor elke feit dat het systeem automatisch uit een collectie van bibliografieën trekt kan een historicus ook gerelateerde bronnen met een klik van een muis bekijken.
(5) Er worden stellingen aan de kinderen voorgelegd over het concept autonomie van leesmotivatie, zoals ‘ik mag (wel/niet) zelf kiezen welk boekjes ik lees’.
Er zijn nog andere woorden die op dezelfde plaats staan als het lidwoord en ook in geslacht moeten overeenkomen met het naamwoord waar ze bij horen. Bij zijdige naamwoorden worden ‘die’, ‘deze’, ‘elke’ en ‘welke’ gebruikt en bij onzijdige naamwoorden ‘dat’, ‘dit’, ‘elk’ en ‘welk’. Ook bij deze woorden wordt weer vaak de zijdige vorm gebruikt in plaats van de onzijdige. In voorbeeldzin (3) en (4) zijn ‘artikel’ en ‘feit’ onzijdig, dus moeten de onzijdige vormen ‘dit’ en ‘elk’ gebruikt worden:
(3a) In dit artikel beargumenteren wij dat deze methode ook nuttig kan zijn op het gebied van infectieziekten.
(4a) Voor elk feit dat het systeem automatisch uit een collectie van bibliografieën trekt kan een historicus ook gerelateerde bronnen met een klik van een muis bekijken.
Voor het meervoud is er een handige regel: wanneer een naamwoord in het meervoud staat, worden dezelfde vormen gebruikt als voor zijdige naamwoorden in het enkelvoud, dus ‘de’, ‘die’, ‘deze’, ‘elke’ en ‘welke’. In voorbeeldzin (5) is dit fout gegaan: bij het meervoudige ‘boekjes’ had ‘welke’ gebruikt moeten worden, zoals in (5a).
(5a) Er worden stellingen aan de kinderen voorgelegd over het concept autonomie van leesmotivatie, zoals ‘ik mag (wel/niet) zelf kiezen welke boekjes ik lees’.
Foute geslachtsmarkering op het adjectief
(6) Er is bijvoorbeeld een grote verschil in de benadering van onderpresteren tussen de VS, Azië en Nederland.
(7) Een mogelijk verklaring voor deze resultaten is dat medisch specialisten niet gemotiveerd zijn om te reflecteren op hun eigen gedrag.
(8) Verdere onderzoek naar de effectiviteit van deze maatregelen wordt sterk aanbevolen.
(9) Deelname aan regulier onderwijs is goed voor de sociaal ontwikkeling van het kind en voor de schoolambitie.
(10) Dit apparaat heeft ook een microscoop die fluorescent moleculen kan filmen.
(11) Uit onderzoek blijkt dat hoogbegaafde kinderen zich vaak eenzaam voelen, worden gepest op school of een zwakke sociaal-emotioneel ontwikkeling hebben.
Overeenkomst in woordgeslacht moet ook zichtbaar zijn op de meeste bijvoeglijk naamwoorden als deze voor het naamwoord staan. Het bijvoeglijk naamwoord krijgt de uitgang -e, tenzij het naamwoord onbepaald en onzijdig is; dan wordt geen uitgang gebruikt. Wanneer ten onrechte wel of niet de uitgang -e gebruikt wordt, is de tekst niet onduidelijk maar wel wat lastiger te verwerken. Ook worden dergelijke fouten als slordig ervaren. Hieronder staan een aantal gevallen waarin de regel meer of minder duidelijk te herkennen is.
De regel voor overeenkomst in geslacht is duidelijk te herkennen in voorbeeldzin (6) en (7). In (6) is de uitgang -e (‘grote’) gebruikt bij het onzijdige onbepaalde naamwoord ‘verschil’. In (7) is het omgekeerde het geval: de uitgang -e ontbreekt (‘mogelijk’) bij het zijdige naamwoord ‘verklaring’. De juiste vormen zijn dus (6a) en (7a).
(6a) Er is bijvoorbeeld een groot verschil in de benadering van onderpresteren tussen de VS, Azië en Nederland.
(7a) Een mogelijke verklaring voor deze resultaten is dat medisch specialisten niet gemotiveerd zijn om te reflecteren op hun eigen gedrag.
De regel voor geslachtsovereenkomst is misschien minder duidelijk te herkennen als er geen lidwoord gebruikt is, zoals bij het ontelbare onzijdige naamwoord ‘onderzoek’ in (8). (Let op: ‘onderzoek’ kan als telbaar naamwoord gebruikt worden maar ook als ontelbaar naamwoord.) Goed is dus (8a):
(8a) Verder onderzoek naar de effectiviteit van deze maatregelen wordt sterk aanbevolen.
Je moet dus vooral opletten bij onbepaalde en onzijdige naamwoorden. Bij bepaalde naamwoorden en bij naamwoorden in het meervoud moet altijd de uitgang -e gebruikt worden, ongeacht het geslacht. In voorbeeldzin (9) is het naamwoord bepaald en in voorbeeldzin (10) staat het naamwoord in het meervoud. In beide gevallen had dus de uitgang -e gebruikt moeten worden:
(9a) Deelname aan regulier onderwijs is goed voor de sociale ontwikkeling van het kind en voor de schoolambitie.
(10a) Dit apparaat heeft ook een microscoop die fluorescente moleculen kan filmen.
Let op: de regels voor het gebruik van de uitgang -e gelden ook voor samengestelde bijvoeglijk naamwoorden, zoals ‘sociaal-emotioneel’ in voorbeeldzin (11). Omdat het naamwoord hier zijdig is, moet de uitgang -e gebruikt worden:
(11a) Uit onderzoek blijkt dat hoogbegaafde kinderen zich vaak eenzaam voelen, worden gepest op school of een zwakke sociaal-emotionele ontwikkeling hebben.