Lidwoord
Zelfstandig naamwoorden (ook wel ‘naamwoorden’ of ‘nomina’) zijn belangrijke bouwstenen van een zin. Ze geven aan welke dingen, dieren of mensen betrokken zijn bij een gebeurtenis of situatie die in de zin beschreven wordt (zie Naamwoorden en voornaamwoorden: inleiding). Bij een zelfstandig naamwoord staat vaak een lidwoord (‘de’, ‘het’, ‘een’). Lidwoorden hebben een belangrijke functie. Ze geven namelijk aan of een naamwoord bepaald of onbepaald is: ‘de’/’het’ voor bepaald en ‘een’ of geen lidwoord voor onbepaald. Een bepaald naamwoord, zoals ‘de tekst’ en ‘het boek’, verwijst naar iets dat al genoemd is in de tekst of algemeen bekend is (zoals ‘de zon’), terwijl een onbepaald naamwoord iets nieuws introduceert. Door een verkeerd gekozen lidwoord kan de samenhang in de tekst minder duidelijk zijn. Maar ook als een verkeerd gekozen lidwoord niet direct tot onduidelijkheid leidt, wordt deze vaak als storend ervaren.
Hieronder bespreken we veelvoorkomende lidwoordproblemen die te maken hebben met bepaaldheid en telbaarheid. Ook gaan we in op een aantal bijzondere gevallen, zoals lidwoorden bij woorden voor talen en vaste combinaties waarin het bepaalde of onbepaalde lidwoord gebruikt moet worden.
Bepaaldheid: bepaald (‘de’/’het’) of onbepaald (‘een’ of geen lidwoord)
(1) Vorig jaar voerde DUO het onderzoek uit naar het effect van de wetswijziging op de praktijk.
(2) Tegenwoordig maken ouders zich veel zorgen over vaccinatie van hun kinderen.
(3) De koolhydraten hebben geen invloed op onze leeftijd.
(4) Uit dit onderzoek blijkt dat de roker al op relatief jonge leeftijd overlijdt.
Het gebruik van een bepaald lidwoord in plaats van een onbepaald lidwoord leidt vaak tot verwarring omdat de lezer ten onrechte aanneemt dat het bijbehorende naamwoord algemeen bekend is of eerder genoemd is.
Het lidwoord ‘het’ in voorbeeldzin (1) geeft aan dat ‘het onderzoek’ bepaald is en dus bekend zou moeten zijn bij de lezer. Maar in de tekst was nog niet gesproken over dit onderzoek. Daarom had het naamwoord onbepaald moeten zijn, zodat de lezer weet dat het onderzoek hier voor het eerst in de tekst wordt genoemd:
(1a) Vorig jaar voerde DUO een onderzoek uit naar het effect van de wetswijziging op de praktijk.
De omgekeerde fout, wanneer een of geen lidwoord wordt gebruikt in plaats van ‘de’ of ‘het’, komt ook voor. Dit gebeurt vooral als na het naamwoord een bepaling staat waarmee een specifiek geval aangegeven wordt. Dit is te zien in voorbeeld (2) en (3).
In voorbeeld (2) laat de voorzetselbepaling ‘van hun kinderen’ zien dat het specifiek gaat over de vaccinatie van een specifieke groep kinderen. De juiste zin is dus (2a). Zou het wel gaan om vaccinatie in het algemeen, dan is het wel correct om een onbepaald naamwoord (dus zonder lidwoord) te gebruiken, zoals in (2b).
(2a) Tegenwoordig maken ouders zich veel zorgen over de vaccinatie van hun kinderen.
(2b) Ouders maken zich zorgen over vaccinatie.
In voorbeeldzin (3) wordt een uitspraak gedaan over de categorie koolhydraten in het algemeen. In dat geval moet het zelfstandig naamwoord onbepaald zijn, hier dus zonder lidwoord omdat ‘koolhydraten’ meervoud is:
(3a) Koolhydraten hebben geen invloed op onze leeftijd.
In voorbeeldzin (4) wordt het bepaald zelfstandig naamwoord ‘de roker’ gebruikt. Dit naamwoord kan verwijzen naar één specifieke roker, maar dat lijkt hier niet de bedoeling. ‘de roker’ kan ook verwijzen naar de hele groep rokers, zelfs elk individu in die groep, maar ook dat lijkt niet correct. Eigenlijk zou de uitspraak moeten gaan over een deel van de rokers. Daarom moet het naamwoord onbepaald zijn en in het meervoud staan (‘rokers’):
(4a) Uit dit onderzoek blijkt dat rokers al op relatief jonge leeftijd overlijden.
Bovendien is het beter om specifiek aan te geven of het om veel of weinig rokers gaat:
(4b) Uit dit onderzoek blijkt dat veel rokers al op relatief jonge leeftijd overlijden.
Telbare en ontelbare naamwoorden
(5) De regering moet een extra aandacht geven aan huishoudens met lage inkomens.
(6) Tweede onderzoeksgebied betreft de werking van motor-eiwitten.
In voorbeeldzin (5) is ‘een’ ten onrechte gebruikt bij ‘aandacht’, omdat ‘aandacht’ niet telbaar is (‘een aandacht’ en ‘twee aandachten’ zijn niet mogelijk). Bij onbepaalde ontelbare zelfstandig naamwoorden wordt geen lidwoord gebruikt:
(5a) De regering moet extra aandacht geven aan huishoudens met lage inkomens.
In voorbeeldzin (6) is ten onrechte juist geen lidwoord gebruikt bij het telbare zelfstandig naamwoord ‘onderzoeksgebied’. Omdat ‘onderzoeksgebied’ onbepaald is, moet ‘een’ gebruikt worden:
(6a) Een tweede onderzoeksgebied betreft de werking van motor-eiwitten.
Bijzondere gevallen
(7) Het originele artikel is in Nederlands.
(8) Zij krijgen onderwijs in Oekraïense taal.
(9) Hij leerde het Duits.
(10) In de werkelijkheid spelen meerdere factoren een rol.
(11) In algemeen worden er drie fasen onderscheiden.
(12) Meer dan helft van de bevolking heeft hier ooit mee te maken gehad.
Er zijn een aantal bijzondere gevallen waarin juist het bepaalde of onbepaalde lidwoord gebruikt moet worden of geen lidwoord. Een specifieke groep woorden waarbij lidwoordfouten gemaakt worden zijn woorden voor talen. In voorbeeldzin (7) en (8) is het lidwoord niet gebruikt, hoewel dat altijd moet als het voorzetsel ‘in’ gebruikt wordt bij woorden voor talen. In voorbeeldzin (9) is het bepaalde lidwoord ‘het’ gebruikt waar dat juist niet moet: in combinaties met woorden zoals ‘leren’, ‘studeren’, ‘spreken’ en ‘verstaan’ wordt het lidwoord niet gebruikt bij woorden voor talen.
(7a) Het originele artikel is in het Nederlands.
(8a) Zij krijgen onderwijs in de Oekraïense taal.
(9a) Hij leerde Duits.
Er zijn ook vaste woordcombinaties waarin ‘de’, ‘het’, ‘een’ of geen lidwoord gebruikt moet worden. Daar zijn niet altijd duidelijke regels voor. Let op: de vaste combinaties zijn soms hetzelfde als in andere talen maar soms anders. Voorbeeld (10) is bijvoorbeeld hetzelfde als in het Engels (‘in reality’) maar voorbeeld (11) en (12) zijn anders (‘in general’ en ‘more than half’). De juiste combinaties zijn als volgt:
(10a) In werkelijkheid spelen meerdere factoren een rol.
(11a) In het algemeen worden er drie fasen onderscheiden.
(12a) Meer dan de helft van de bevolking heeft hier ooit mee te maken gehad.