‘Er’ en ‘het’
Voornaamwoorden (pronomina) worden gebruikt om te verwijzen naar zelfstandig naamwoorden (nomina) of naar grotere delen van een zin (zie Naamwoorden en voornaamwoorden: inleiding).
’Er’ en ‘het’ zijn twee lastige woorden om goed te leren gebruiken. Dat komt doordat ze zo kort zijn en onopvallend zijn, en doordat ze geen eigen betekenis hebben, maar alleen verwijzen naar andere woorden, zinsdelen of (deel)zinnen. ‘Er’ en ‘het’ zijn een beetje anders dan andere voornaamwoorden omdat ze vaak verwijzen naar een naamwoord dat nog moet komen, of naar een deelzin die nog moet komen.
De meeste fouten met ‘er’ en ‘het’ worden gemaakt doordat ze worden weggelaten wanneer dat niet kan. Ook worden ‘er’ en ‘het’ soms met elkaar verwisseld. Tot slot wordt ‘er’ soms op een ongebruikelijke of verkeerde plaats in de zin gezet, vooral als ‘er’ bij een voorzetsel hoort.
‘Er’ of ‘het’ ontbreekt
(1) Een extra uur of middag onder begeleiding zou georganiseerd kunnen worden voor slimme kinderen.
(2) Hierbij zijn verschillende onderdelen die worden besproken.
(3) In de conclusie wordt gezegd dat grote verschillen zitten tussen de ouderen en jongeren op het gebied van mediagebruik in Nederland.
(4) Voor ouderen is het een grote stap om over te gaan op smartphones en internet maar er zijn vele die, met wat moeite, toch de stap nemen.
(5) Daarnaast was opvallend, volgens de auteurs van het artikel, dat de resultaten verschilden tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen laagopgeleiden en hoger opgeleiden.
Het voornaamwoord ‘er’ is nodig als er aan twee voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste moet het onderwerp van een zin onbepaald zijn, bijvoorbeeld met het lidwoord ‘een’ of zonder lidwoord bij het meervoud. Ten tweede moet het onderwerp niet geïnterpreteerd worden als een categorie, zoals het onderwerp ‘een kat’ in ‘Een kat heeft een staart’. In voorbeeldzin (1) wordt zo’n onbepaald onderwerp gebruikt. Omdat het om een specifiek extra uur of extra middag gaat, is ‘er’ nodig, zoals in (1a).
(1a) Er zou een extra uur of middag onder begeleiding georganiseerd kunnen worden voor slimme kinderen.
Als zin (1) een algemene uitspraak deed over de categorie extra uren of middagen, zou ‘er’ niet gebruikt hoeven te worden, zoals in (1b).
(1b) Een extra uur of middag onder begeleiding zou effectief zijn voor slimme kinderen.
‘er’ moet ook gebruikt worden als het onbepaalde onderwerp niet aan het begin van de zin staat, bijvoorbeeld vanwege inversie, zoals in voorbeeldzin (2). ‘er’ komt dan na de persoonsvorm te staan:
(2a) Hierbij zijn er verschillende onderdelen die worden besproken.
Het onbepaalde onderwerp kan ook in een ingebedde zin staan, zoals in voorbeeldzin (3). Ook dan moet ‘er’ gebruikt worden:
(3a) In de conclusie wordt gezegd dat er grote verschillen zitten tussen de ouderen en jongeren op het gebied van mediagebruik in Nederland.
‘er’ wordt ook gebruikt als het zelfstandig naamwoord is weggelaten maar er nog wel een telwoord in de zin staat. In voorbeeldzin (4) is ‘ouderen’ weggelaten na ‘vele’, waardoor voor ‘vele’ ‘er’ moet staan:
(4a) Voor ouderen is het een grote stap om over te gaan op smartphones en internet maar er zijn er vele die, met wat moeite, toch de stap nemen.
Het onderwerp van een zin is vaak een zelfstandig naamwoord, maar het kan ook een bijzin zijn, zoals in voorbeeldzin (5): ‘dat de resultaten …’ is hier het onderwerp bij ‘was’. Zo’n lange bijzin bevat vaak veel nieuwe en belangrijke informatie en wordt daarom vaak verder naar achteren in de zin gezet. Om dan toch een onderwerp vooraan in de zin te zetten, wordt ‘het’ gebruikt als voorlopig onderwerp, dat alvast vooruit verwijst naar het echte onderwerp. Ook als ‘het’ door inversie zelf ook na de persoonsvorm komt te staan, wordt ‘het’ niet weggelaten, zoals in (5a):
(5a) Daarnaast was het opvallend, volgens de auteurs van het artikel, dat de resultaten verschilden tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen laagopgeleiden en hoger opgeleiden.
‘Er’ en ‘het’ zijn verwisseld
(6) Het wordt in het reguliere onderwijssysteem verwacht dat alle leerlingen met dezelfde snelheid leren.
In voorbeeldzin (6) is het onderwerp ‘dat alle leerlingen ..’ vrij lang, waardoor het achteraan de zin is geplaatst. Omdat er nu geen onderwerp voor de persoonsvorm staat, en omdat het hier om een passieve constructie gaat (‘wordt … verwacht’), moet ‘er’ op de plaats van het onderwerp gezet worden:
(6a) Er wordt in het reguliere onderwijssysteem verwacht dat alle leerlingen met dezelfde snelheid leren.
Er kan verwarring ontstaan over de keuze voor ‘het’ of ‘er’ omdat in een vergelijkbare zin met een actieve constructie ‘het’ gebruikt zou moeten worden, zoals in (6b); ‘het’ is dan voorlopig onderwerp.
(6b) Het is in het reguliere onderwijssysteem gebruikelijk dat alle leerlingen ...
‘Er’ of ‘het’ is gebruikt waar dat niet nodig is
(7) Het is ervoor gezorgd dat het paar klaar is om te adopteren en dat het kind veilig bij hen kan opgroeien.
(8) In dit onderzoek wordt er gemeten of inwoners van een grote stad een verhoogd risico hebben op een verstoord slaapritme als gevolg van geluidsoverlast vergeleken met inwoners van een klein dorp.
Bij een passieve vorm wordt de persoon of het object die/dat de handeling ondergaat vaak het onderwerp van de zin: in ‘hij wordt geslagen’ is ‘hij’ degene die de handeling ondergaat. In het Nederlands kan een passieve vorm ook gebruikt worden als er geen persoon of object is die/dat de handeling ondergaat. In dat geval wordt ‘er’ gebruikt als onderwerp: ‘er wordt gelachen’ en ‘er wordt gezorgd voor iets’. In voorbeeldzin (7) is ‘het’ ten onrechte gebruikt als onderwerp in plaats van ‘er’. In de verbeterde zin (7a) hoeft ‘er’ niet ook nog een keer bij het voorzetsel te staan:
(7a) Er is voor gezorgd dat het paar klaar is om te adopteren en dat het kind veilig bij hen kan opgroeien.
Maar let op: als zo’n zin met een passieve constructie begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp, zoals ‘in dit onderzoek’ in voorbeeldzin (8), hoeft ‘er’ niet gebruikt te worden:
(8a) In dit onderzoek wordt gemeten of inwoners van een grote stad een verhoogd risico hebben op een verstoord slaapritme als gevolg van geluidsoverlast vergeleken met inwoners van een klein dorp.