Leesteken: sterker of zwakker
Leestekens (interpunctietekens) creëren een scheiding tussen onderdelen van de zin en zetten daarmee stukjes informatie apart van elkaar. Die scheiding is soms heel krachtig (de punt) en soms heel zwak (de komma) en dat heeft uiteraard gevolgen voor de manier waarop lezers de structuur van een zin ervaren (zie Interpunctie: inleiding). De duidelijkheid van de structuur kan in gevaar komen als schrijvers geen leestekens zetten waar lezers die wel nodig zouden hebben, en als ze een leesteken gebruiken dat eigenlijk te zwak is (de komma) of juist te sterk (de punt).
Ten onrechte geen leestekens
(1) De mobiele telefoon krijgt een opvolger, de smartphone hiermee kan naast bellen en sms’en ook gebruik gemaakt worden van internet.
(2) De kennis bij welke leerlingen expliciete en impliciete leermethoden tot de grootste succeservaring leiden zou voor de bewegingsonderwijzers een duidelijke leidraad kunnen zijn voor het bewust handelen in de praktijk.
(3) Vrouwen gebruiken Twitter voor werk, op de hoogte blijven van het nieuws en de personen die ze volgen en voor entertainment.
In zin (1) is ‘de smartphone’ uitbreidende informatie bij ‘een opvolger’. Bij zulke uitbreidende informatie moet je altijd aangeven waar die informatie begint en waar die ook weer afgerond wordt. De regel is: ‘voor en na een bijstelling zet men een komma’ (of, als de bijstelling aan het eind van de zin staat: ‘voor de bijstelling een komma en na de bijstelling een punt‘). Ten onrechte staat er dus geen leesteken na ‘smartphone’. In dit specifieke geval zou een komma niet genoeg zijn; een komma brengt een minimale scheiding aan tussen twee stukjes informatie in de zin, maar veel meer dan dat doet hij niet. Een komma is bijvoorbeeld niet sterk genoeg om het verband aan te geven tussen twee hoofdzinnen die hier zomaar naast elkaar zijn gezet. Het gedeelte vanaf ‘hiermee’ moet dus een leesteken krijgen dat dat wel kan: de punt, zoals in (1a):
(1a) De mobiele telefoon krijgt een opvolger, de smartphone. Hiermee kan naast bellen en sms’en ook gebruik gemaakt worden van internet.
Nu wordt de uitbreidende informatie bij ‘een opvolger’ duidelijk afgerond – in dit geval door de punt. Bovendien is het nu duidelijk hoe de informatie na ‘Hiermee’ samenhangt met de eerdere: er begint een nieuwe zin dus een nieuwe stap in de gedachtegang. Overigens is dit niet de enige mogelijke oplossing voor het probleem met de aansluiting van de ‘hiermee’- zin. Als je van die hoofdzin een bijzin zou maken, kun je alle informatie in één zin houden. Je moet dan wel de uitbreidende informatie weer met een komma afsluiten. Vergelijk bijvoorbeeld (1b):
(1b) De mobiele telefoon krijgt een opvolger, de smartphone, waarmee naast bellen en sms’en ook gebruik gemaakt kan worden van internet.
In (1b) wordt de uitbreidende informatie over ‘een opvolger’ duidelijk afgegrensd, door een komma die meteen ook de overgang van hoofdzin naar bijzin markeert.
In (2) ontbreekt een leesteken op de grens van bijzin naar hoofdzin, tussen ‘leiden’ en ‘zou’. Het is een vaste regel dat daar een leesteken moet staan om de structuur bijzin-hoofdzin duidelijk te maken. De regel die hier vaak voor gegeven wordt, is ‘tussen twee persoonsvormen zet men een komma’. In (2a) gebeurt dat goed.
(2a) De kennis bij welke leerlingen expliciete en impliciete leermethoden tot de grootste succeservaring leiden, zou voor de bewegingsonderwijzers een duidelijke leidraad kunnen zijn voor het bewust handelen in de praktijk.
Zin (3) bevat een opsomming met een aantal leden, waarbij het laatste lid keurig wordt gemarkeerd met het woordje ‘en’. Toch is het onduidelijk uit welke leden de opsomming eigenlijk bestaat. Dat komt doordat het voorlaatste lid van de opsomming bestaat uit twee componenten die ook al met ‘en’ aan elkaar zijn gekoppeld. In zulke gevallen is het een goede oplossing om een komma te zetten voor het woordje ‘en’ dat het laatste lid van een opsomming markeert. Vergelijk (3a):
(3a) Vrouwen gebruiken Twitter voor werk, op de hoogte blijven van het nieuws en de personen die ze volgen, en voor entertainment.
Komma, maar sterker leesteken is nodig
(4) Steeds vaker wordt Engels vanaf groep 5, vroeg Engels in het basisonderwijs (vroeg-Eibo), of vanaf groep 1, vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto), aangeboden.
(5) Op deze manier kan een leerling zien welke progressie hij maakt, waardoor een leerling zijn leerproces kan monitoren, wat bijdraagt aan het eigenaarschap van een leerling. (Mulders, Knol, Cijvat, Van Dalen & Mathijssen, 2016).
Een komma brengt een minimale scheiding aan tussen twee stukjes informatie in de zin, maar veel meer dan dat doet hij dus niet. Een komma geeft niet een bepaald karakter aan de afscheiding, zoals bijvoorbeeld de dubbele punt of de puntkomma dat wel doet. Als er dus in een zin veel komma’s staan, kan de structuur onhelder worden. Dat is het probleem bij voorbeeld (4). Een upgrade van het leesteken, bijvoorbeeld naar dat van haakjes, kan de positie van sommige informatiedelen ten opzichte van anderen beter markeren. Met aanhalingstekens kan dan ook nog worden verhelderd dat sommige informatie eigenlijk jargon is. Na de haakjes zijn de komma’s dan ook al niet meer nodig:
(4a) Steeds vaker wordt Engels vanaf groep 5 (‘vroeg Engels in het basisonderwijs’, ‘vroeg-Eibo’) of vanaf groep 1 (‘vroeg vreemdetalenonderwijs’, ‘vvto’) aangeboden.
De structuur van deze zin kan natuurlijk ook beter worden door de tangconstructie op te lossen en het werkwoordelijk gezegde dichter bij elkaar te zetten.
(4b) Steeds vaker wordt Engels aangeboden vanaf groep 5 (‘vroeg Engels in het basisonderwijs’, ‘vroeg-Eibo’) of vanaf groep 1 (‘vroeg vreemdetalenonderwijs’, ‘vvto’).
In voorbeeld (5) zie je een ander effect optreden. De komma schakelt na de hoofdzin twee bijzinnen aan elkaar en zorgt daarmee voor een watervaleffect. Ook in dit soort gevallen ligt de oplossing in een keuze voor een sterker leesteken. Daarbij moeten wel knopen worden doorgehakt, zoals te zien is bij de alternatieve oplossingen (5a) en (5b):
(5a) Op deze manier kan een leerling zien welke progressie hij maakt. Hierdoor kan een leerling zijn leerproces monitoren, wat bijdraagt aan het eigenaarschap van een leerling. (Mulders, Knol, Cijvat, Van Dalen & Mathijssen, 2016).
(5b) Op deze manier kan een leerling zien welke progressie hij maakt, waardoor een leerling zijn leerproces kan monitoren. Dit draagt bij aan het eigenaarschap van een leerling. (Mulders, Knol, Cijvat, Van Dalen & Mathijssen, 2016).
Het is hier goed te zien dat interpunctie sterk samenhangt met zinsbouw. Als je besluit voor een punt als leesteken, dan maak je automatisch een nieuwe zin. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop je de informatie presenteert, zoals duidelijk wordt uit (5a) en (5b). Maar het heeft ook gevolgen voor de plaats van de persoonsvorm, want die is in een hoofdzin anders dan in een bijzin. Vergelijk ‘hierdoor kan een leerling zijn leerproces monitoren’ in (5a) met ‘waardoor een leerling zijn leerproces kan monitoren’ in (5b).
Punt, maar zwakker leesteken is nodig
(6) Buitenonderwijs is niet hetzelfde als friluftsliv. Buitenonderwijs heeft specifieke doelen in tegenstelling tot friluftsliv (Priest, geciteerd in Gelter, 2000).
(7) De maximale waarde uit de meting betreft 82,3 dB. De minimale waarde betreft 47,0 dB.
De punt geeft het signaal dat een bepaald geheel aan informatie nu is afgerond, en dat er een nieuwe stap in de gedachtegang gaat komen, in een nieuwe zin. Wie snel en vaak een punt zet, zet dus een serie stappen achter elkaar. Dat kan een staccato-effect veroorzaken dat niet altijd gewenst is; bovendien kan de samenhang tussen die stappen onduidelijk worden, vooral als er geen verbindingswoorden worden gebruikt. Een zwakker leesteken kan dan een oplossing zijn. Zo zou je in voorbeeld (6) met een dubbele punt de beide informatiedelen in één zin integreren, en tegelijk ook een duidelijke ‘namelijk’-relatie tussen die beide delen aangeven:
(6a) Buitenonderwijs is niet hetzelfde als friluftsliv: buitenonderwijs heeft specifieke doelen in tegenstelling tot friluftsliv (Priest, geciteerd in Gelter, 2000).
In voorbeeld (7) zou je met een komma ook een integratie tussen de beide informatiedelen tot stand brengen, met als voordeel dat je nu ook wat informatie kunt samentrekken (dat mag alleen bij delen binnen één zin). Zie (7a):
(7a) De maximale waarde uit de meting betreft 82,3 dB, de minimale 47,0 dB.
Zeker bij een grotere serie van korte zinnen kun je de verbanden duidelijker aangeven met een zwakker leesteken, en ook economischer formuleren. Vergelijk hiervoor voorbeeld (8) met (8a):
(8) Uit recent onderzoek (Van der Veer, N., Boekee, S., & Peters, O. 2017) over het gebruik en de verwachtingen van sociale media, komen deze resultaten. Ongeveer 94% van de personen van 18-30 jaar maakt gebruik van WhatsApp. Daarnaast maakt ook bijna iedereen van de leeftijdsgroep van 31-50 jaar gebruik van WhatsApp. Voor de proefpersonen met een leeftijd van 51 jaar of ouder is dit gebruik minder.
(8a) Uit recent onderzoek (Van der Veer, N., Boekee, S., & Peters, O. 2017) over het gebruik en de verwachtingen van sociale media, komen deze resultaten: ongeveer 94% van de personen van 18-30 jaar maakt gebruik van WhatsApp, net als bijna iedereen van de leeftijdsgroep van 31-50 jaar; voor de proefpersonen met een leeftijd van 51 jaar of ouder is dit gebruik minder.
Tip: raadpleeg voor alle details over de regels rond de komma de adviezen van www.onzetaal.nl, of raadpleeg een leestekenwijzer. De meest recente is Peter van der Horst (2019), Nieuwe leestekenwijzer. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.