NLS Online
NLS Online

Aanhalingstekens

Leestekens gebruik je in het algemeen gesproken om de structuur van de zin expliciet te maken. Zo nodig je de lezer uit om de informatie in de zin op een bepaalde manier met elkaar in verband te brengen (zie Interpunctie: inleiding). De meest gebruikte leestekens in het Nederlands zijn de punt, de puntkomma, de dubbele punt, en de komma. Maar er zijn ook ‘bijzondere’ leestekens, zoals de aanhalingstekens. Aanhalingstekens maken duidelijk dat een bepaald stukje tekst een aparte status heeft: het is een citaat, of een woord dat op een speciale manier gebruikt wordt. Voor het toepassen van de aanhalingstekens bestaan veel verschillende conventies, meestal op het punt van het gebruik van dubbele of enkele aanhalingstekens. Voor academische teksten zijn twee dingen belangrijk: je moet een eenmaal gekozen conventie op een systematische manier gebruiken, en je moet de aanhalingstekens op de correcte manier hanteren.

Dubbele en enkele aanhalingstekens zonder systeem door elkaar

(1) “Alle drie de typen gesprekken zijn effectieve vormen van klassengesprekken”, stelt Mercer (1994), ‘maar ieder in een andere situatie effectief’.

(2) Descartes is een van de meest bekende dualisten. “According to him the soul does not even occupy space – it has, in philosophical jargon, no “extension”.” (Slors et al. 2015:19)

Een belangrijke functie van aanhalingstekens is, dat ze aangeven dat een stuk tekst letterlijk geciteerd wordt uit een schriftelijke bron (of uit de mond van een menselijke informant bij een interview). Vanuit het verleden zijn er verschillende soorten aanhalingstekens in gebruik, waarbij de dubbele en de enkele aanhalingstekens het meest gebruikt worden. In de moderne tijd gebruikt men in academische teksten meestal enkele aanhalingstekens, maar je kunt ook zonder problemen dubbele aanhalingstekens gebruiken (maar let op: je opleiding kan specifieke voorschriften hebben!). Beide soorten aanhalingstekens doen namelijk precies hetzelfde. Wel moet je in een tekst consequent dezelfde soort aanhalingstekens gebruiken. Dat is fout gegaan in (1). Correct is ofwel (1a), consequent met dubbele aanhalingstekens, ofwel (1b) consequent met enkele aanhalingstekens.

(1a) “Alle drie de typen gesprekken zijn effectieve vormen van klassengesprekken”, stelt Mercer (1994), “maar ieder in een andere situatie effectief”.

(1b) ‘Alle drie de typen gesprekken zijn effectieve vormen van klassengesprekken’, stelt Mercer (1994), ‘maar ieder in een andere situatie effectief’.

Er is maar één uitzondering op deze regel. Als er binnen een citaat nog weer een (deel)citaat voorkomt, is het gebruikelijk om het citaat binnen het citaat met enkele aanhalingstekens aan te geven als je voor de rest dubbele aanhalingstekens gebruikt, en andersom. In (2) zie je dat dat ten onrechte niet is toegepast, hier ook nog met het resultaat dat je aan het eind van de tekst twee dezelfde tekens naast elkaar hebt staan. Beter is dus ofwel (2a), ofwel (2b):

(2a) Descartes is een van de meest bekende dualisten. “According to him the soul does not even occupy space – it has, in philosophical jargon, no ‘extension’.” (Slors et al. 2015:19)

(2b) Descartes is een van de meest bekende dualisten. ‘According to him the soul does not even occupy space – it has, in philosophical jargon, no “extension”.’ (Slors et al. 2015:19)

Fouten bij inbedding van citaten in zinnen

(3) ‘Vindt deze ontkenning niet plaats door middel van de angst voor het Niets?’, vraagt Heidegger, ‘want in de angst voor het Niets, toont zich het Niets.’

(4) Met zijn uitspraak ‘the hard problem remains untouched’ concludeert Chalmers dat het fenomenologisch bewustzijn fundamenteel ontoegankelijk is voor de wetenschap. (Chalmers, 1995).

Soms heb je een citaat zo verwerkt in je eigen zin, dat je het oorspronkelijke citaat daarmee in tweeën knipt. Zin (3) is daarvan een voorbeeld: de schrijver onderbreekt het citaat van Heidegger door een klein stukje eigen tekst in te voegen. Daarmee geeft ze de bron van het citaat aan. Bij dit soort onderbroken citaten moet je goed opletten of de leestekens wel kloppen. In (3) is dat niet het geval: het vraagteken geeft aan dat het citaat afgelopen is (zoals ook een punt of een uitroepteken dat zou doen). Dan is het vreemd dat ‘vraagt Heidegger’ tussen komma’s staat – komma’s geven namelijk juist aan dat een zin nog niet is afgelopen. Het is dus beter de komma’s weg te laten. Achter ‘vraagt Heidegger’ kan het beste een punt staan, en daarmee vervolgt het citaat ook met een hoofdletter (net als in het origineel). Dus als in (3a).

(3a) ‘Vindt deze ontkenning niet plaats door middel van de angst voor het Niets?’ vraagt Heidegger. ‘Want in de angst voor het Niets, toont zich het Niets.’

In (4) heeft de schrijver een volledige zin van een bron in zijn eigen tekst ingebed. Een volledige zin begint altijd met een hoofdletter en eindigt met een punt. De schrijver heeft beide weggelaten, omdat de zin nu onderdeel is van een andere zin. Toch is het de conventie dat de hoofdletter (maar niet de punt) van het citaat behouden blijft. Dus correct is (4a):

(4a) Met zijn uitspraak ‘The hard problem remains untouched’ concludeert Chalmers dat het fenomenologisch bewustzijn fundamenteel ontoegankelijk is voor de wetenschap. (Chalmers, 1995).

Ten onrechte geen aanhalingstekens

(5) De filosofische taak om een volledig metafysisch systeem op te bouwen maakt plaats voor de linguistic turn die stelt dat taal bemiddelt tussen het subject en de werkelijkheid (Critchley, 2001).

(6) Terwijl feedback binnen het trainingsprogramma een essentieel onderdeel is, is nog niet precies genoeg gedefinieerd wat onder de term feedback wordt verstaan.

Je gebruikt ook aanhalingstekens als je een woord op een speciale manier gebruikt. In academische teksten werk je bijvoorbeeld vaak met wetenschappelijke termen of begrippen die in je vakgebied een bijzondere betekenis hebben, en voor de lezer onbekend kunnen zijn. Zulke termen of begrippen moeten dan duidelijk gemarkeerd worden. Dat doe je door zulke termen of begrippen tussen aanhalingstekens te zetten bij de eerste keer dat je ze noemt. Je geeft de lezer hiermee het signaal dat er iets speciaals is met zo’n woord. Dat heeft de schrijver van (5) vergeten. Beter is dus (5a):

(5a) De filosofische taak om een volledig metafysisch systeem op te bouwen maakt plaats voor de ‘linguistic turn’ die stelt dat taal bemiddelt tussen het subject en de werkelijkheid (Critchley, 2001).

Als de term of het begrip eenmaal op deze manier geïntroduceerd is, hoef je de aanhalingstekens niet meer te gebruiken bij alle andere plaatsen in de tekst waar je de term noemt.

Er is nog een andere speciale manier waarop je een woord kunt gebruiken: je bedoelt het woord zelf, en niet de betekenis ervan. Vaak wordt hiervoor de term ‘zelfnoemfunctie’ gebruikt. Ook hiervoor gebruik je aanhalingstekens. Je schrijft bijvoorbeeld: ‘aanhalingstekens’ bestaat uit vijf lettergrepen. Je markeert dan duidelijk dat het je gaat om het woord zelf, en niet om wat het betekent. In (6) is die zelfnoemfunctie bij het woord ‘feedback’ ten onrechte niet aangegeven. Correct is (6a):

(6a) Terwijl feedback binnen het trainingsprogramma een essentieel onderdeel is, is nog niet precies genoeg gedefinieerd wat onder de term ‘feedback’ wordt verstaan.

Overigens wordt de zelfnoemfunctie ook vaak aangegeven met behulp van cursief. Dat kun je ook doen, als je het maar consequent toepast voor deze functie. Uiteraard hoef je geen aanhalingstekens te gebruiken als je een woord ook al cursiveert.